29 oktober 2023
tekst: Iris Cassandra; foto: Charlotte Apituley
“Ik doe mijn best me goed te houden. Dit is mijn zevende AZC in anderhalf jaar.”
Tegenover mij zit een Syrische man van 25. Hij is afgestudeerd psycholoog. Op de tafel tussen ons in ligt een mobiele telefoon, waaruit geregeld de stem van de tolk klinkt. Als ik praat, kijk ik de man aan, terwijl ik weet dat hij mij niet kan verstaan. Als de tolk mijn woorden begint te vertalen, kijkt de man naar de telefoon. Hij beantwoordt mijn vertaalde woorden, terwijl hij naar buiten staart. Ik vraag me af of hij ook een zielloos bedrijvenpark ziet, net als ik. Of ziet hij de moskee van Homs?
Hij is nu een week in deze noodopvanglocatie. Een paar maanden geleden woonden hier nog 150 Oekraïense vluchtelingen. Langer geleden liepen hier elke dag tussen 9.00 en 17.00 uur de werknemers rond van een bedrijf. Vloerbedekking, plafondlampen, luxaflex. De stille getuigen ogen smerig. De voormalige receptie is nu een non-descripte ruimte geworden waar bewoners zich moeten melden. Alles in dit pand ademt functionaliteit. Vier bedden in een werkkamer maken nog geen slaapkamer.
Omdat de man zo vaak verhuisd is, en hij op de vorige locaties nooit kwam opdagen op afspraken met mijn collega’s, weet ik bijna niks van hem. En dus stel ik hem vragen en neem ik hem goed in me op. Zijn antwoorden zijn afgemeten, zijn toon is neutraal, zijn expressie is afwezig. Hij maakt een verslagen indruk. Normaliter voer ik dit soort gesprekken langs de lijnen van de IND-documenten en procedures, en houd ik het zakelijk. Maar vandaag ben ik onthand. Wat ook niet helpt, zijn mijn slaaptekort en het herlezen van Victor Frankls boek De zin van het bestaan. Terwijl de Syrische man praat en ik hem aankijk, dwalen mijn gedachten ongewild af. Mijn oudste zoon lijkt een beetje op de man. Hoe zou hij zich gehouden hebben na zeven verhuizingen? Zou hij zich waardig door een periode van tijdelijkheid met open einde heen kunnen slaan? Ik voel de tranen branden achter mijn ogen, maar ik sta niet toe dat ze gaan rollen. Mijn gehuil zou deze man niet baten. Het zou hem wellicht zelfs beledigen.
Dan toont de man mij op zijn telefoon een IND-document, dat hij gisteren heeft ontvangen. Het is de beschikking waarin hem een verblijfsvergunning wordt verleend. Ik feliciteer hem ermee. Hij reageert met een flauwe glimlach.
Iris Cassandra is jurist en auteur. Ze is ook juridisch vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk Nederland. Uit privacy-overwegingen zijn gegevens die herleidbaar zijn tot individuen aangepast.
Iris schreef eerder: Gevaarvluchter |
Meer over vluchtelingen: Onbekommerd genieten van een potje voetbal |
Volgende column: Herfst op de Steynlaan |
Ik doe mijn best me goed te houden
Mooi verwoord. Dank voor dit rakende inkijkje vanuit jouw positie als juridisch medewerker en vooral Mens in de trieste gevolgen van moeten vluchten en een nieuw bestaan op moeten bouwen.