21 juli 2024
tekst: Kees Klokman; foto boven: Mel Boas; foto onder: Kees Klokman
Mijmerend in de trein, rijd ik aan het eind van de middag terug naar Zeist. Ik kom uit Amsterdam, waar ik net een nieuw project ben begonnen. Mijn kantoor bevindt zich in de Stopera, een geweldige locatie tussen het Waterlooplein en de Amstel. Momenteel wordt de begane grond flink verbouwd. Tenminste, dat vermoed ik, want de lange doorgang is volledig afgesloten met houten schotten. Van buiten zie je niets, maar je hoort zware machines aan het werk. En de doorgang is even geen doorgang meer. Daardoor is ook het zicht onttrokken aan de permanente tentoonstelling rond het Normaal Amsterdams Peil (NAP) en het fascinerende ondergrondse referentiepunt. Wat ik ervan begrijp, is dat een NAP-hoogte van 0 meter ongeveer gelijk is aan het gemiddelde zeeniveau van de Noordzee. Deze ‘nul-meting’ is de standaard voor zo’n 35.000 ijkpunten in heel Nederland. Zo weten we overal en elk moment hoe hoog het water staat in onze rivieren, kanalen, stroompjes en beken. Best handig als je niet in een onbedoeld zwembad wilt wonen.
Terwijl ik terugreis bedenk ik dat het fijn zou zijn als de trein terug iets rustiger reed dan heen en er zo wat langer over deed. Want mijn gedachten bewegen zich langzaam, mijmeren vergt tijd.
Wij wonen in Kerckebosch, een groene wijk in Zeist. Aan de rand van het bos, een prachtige plek. Mijn vrouw wilde eigenlijk aan het water wonen, maar neemt voorlopig genoegen met een kleine ‘plunge pool’ in onze tuin. Ik vraag me soms af of de klimaatverandering ooit zal zorgen voor zulke overstromingen dat Zeist verandert in een dorp aan de rivier. Zeist aan de Grift of Zeist aan de Rijn? Of Zeist aan Zee? Dat laatste lijkt me onwaarschijnlijk, we liggen op 7 meter boven zeeniveau. Gelukkig maar. Maar aanzwellende rivieren? Ja, die kans is groter, want Zeist ligt in een ‘NAP-dalletje’ ten opzichte van de buurgemeenten. Onze lokale trots, het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug, ligt op 50 meter NAP en de helft van alle regen die daar valt komt onze kant op. Het belandt in kwelders en komt via onze kelders onze woningen binnen. Eigenlijk gebeurt dat al: in onze vrij nieuwe wijk (2016) zijn door de hevige regenval van de afgelopen maanden alle parkeerkelders ondergelopen. Er moet continu water worden weggepompt. Het zou zomaar kunnen dat die pompen en brandweerslangen nooit meer uit het straatbeeld verdwijnen.
Station Utrecht. Jammer dat we hier moeten stoppen. Alle uit- en instappers leiden zo af, ik kan mijn gedachten niet in beweging houden. Ik vraag mij ineens af hoe je kunt blijven mijmeren zonder dat het piekeren wordt, ik houd het eerlijk gezegd liever bij dagdromen.
Als Zeist straks dan toch aan de rivier ligt verwacht ik dat het Zeist aan de Rijn wordt. Onlangs las ik dat archeologen bij Leidsche Rijn (3 meter NAP) een Romeins kanaal hebben blootgelegd, dat een verbinding vormde tussen de Hollandse IJssel en de Rijn. Dat oude kanaal ligt enkele meters onder het grondoppervlak en ligt dus wat lager dan Zeist. Daardoor zou het een aftakking kunnen zijn van de Rijn bij Zeist, die dan natuurlijk nog wel eerst ontdekt moet worden bij een toekomstig bouwproject.
In mijn hoofd krijgen sommige straatnamen van Zeist aan de Rijn een nieuwe betekenis: Boulevard, Duinweg, De Dreef, Kromme Rijnlaan, Waterige Weg. Beelden van een vuurtoren in Zeist aan Zee en het heidegebied bij Kerckebosch, omgevormd tot een uitgestrekt strand met De Zee als kunstwerk, doemen op.
Terwijl de trein verder rijdt, denk ik aan de stormvloed van het jaar 838. Bestond Zeist toen al? Een groot deel van Noordwest-Nederland stond toen onder water. Mensen woonden op terpen, beschermd door natuurlijke duinen. Misschien moeten we die oude kennis weer oppoetsen, terpen en arken bouwen om ons voor te bereiden op toekomstige nattigheid.
Terug in Zeist stap ik uit de trein. Wat een prachtig station is dit toch, Driebergen-Zeist. Nog wat dromerig loop ik de trappen af naar de ondergrondse fietsenkelder, die vast beneden zeeniveau ligt. Gelukkig hebben slimme ingenieurs er een enorm bassin onder aangelegd, zodat bij hevige regenval de fietsen droog blijven. Eenmaal buiten voel ik de frisse avondlucht die me verwelkomt. Van zo’n fris fietstochtje word je wel weer wakker. Mijn mijmeringen over een teveel aan water en overstromende rivieren drogen snel op.
Kees schreef eerder: Terug naar Zeist - over thuiskomen |
Meer over ondergelopen kelders: Nat natter natst |
Volgende gedicht: Concert |