15 mei 2022
tekst: Elsbeth Etty; foto: Jantsje de Boer
Op 21 april organiseerde de Stichting Literaire Activiteiten Zeist in de bibliotheek een lezing over Multatuli en Willem Wilmink, onder het motto “Two rebels with a cause”. De aanleiding voor deze lezing was de tentoonstelling van 22 etsen van Harry van Kruiningen, gebaseerd op de Minnebrieven van Mutatuli, die onder hetzelfde motto te zien is geweest in het Multatulihuis in Amsterdam en tot 4 juni wordt getoond in het gebouw De Klinker (boven de bibliotheek) in Zeist.
De lezing werd gehouden door Elsbeth Etty, een Nederlandse neerlandica, onder andere werkzaam geweest als adjunct-hoofdredacteur van De Waarheid en van 1989 tot haar pensionering in 2017 als redacteur literatuur bij NRC Handelsblad. Van haar hand verschenen diverse werken en biografieën zoals ‘Liefde is heel het leven niet’, over Henriette Roland Holst en ‘In de man zit nog een jongen’ over Willem Wilmink, de schrijver die een tiental jaren in Zeist heeft gewoond.
Elsbeth Etty was zo vriendelijk om de door haar uitgesproken tekst aan mij ter beschikking te stellen voor publicatie in het Zeistermagazine.
Twee weken terug publiceerden we deel 1 van de lezing en eindigden we ermee dat Multatuli aangemerkt kan worden als de eerste woke schrijver van het Nederlandse taalgebied. In deel 2 liet Etty zien hoe de aanklacht van Multatuli tegen o.a. racisme, machtsmisbruik en onderdrukking van vrouwen in ons hedendaagse leven nog zeer actueel zijn. Deze week, in deel 3, staat Etty stil bij Willem Wilmink en toont zij hoe het engagement van Multatuli en Wilmink zeggingskracht krijgt in wonderschone literatuur.
Henny Fokkema
Lezing Elsbth Etty, deel 3:
Willem Wilmink
En dan nu Willem Wilmink. Op het eerste gezicht hebben Multatuli en Willem Wilmink weinig met elkaar gemeen, of het moest het veelvuldig voorkomen van de naam Java in hun werk zijn. Multatuli wierp zich op als klokkenluider van de koloniale misstanden op Java, Willem Wilmink werd geboren in de Javastraat, zat op de Javaschool, noemde een dichtbundel Javastraat en stierf in de Javastraat.
Een belangrijker overeenkomst is dat ze beiden geëngageerde schrijvers waren, die– zij het op totaal verschillende wijze – in wonderschone taal hun afkeer van onrecht vormgaven. Zoals Multatuli gevormd was door wat hij meemaakte op Java, zo was Willem Wilmink getekend door zijn ervaringen als kind tijdens de Tweede Wereldoorlog in de Enschedese Javastraat. Hij was zeven jaar oud toen op zondag 10 oktober 1943 zijn stad werd getroffen door wat de geschiedenis in zou gaan als ‘het bombardement van Enschede’. Weliswaar werd de vlak bij de Duitse grens gelegen industriestad gedurende de oorlog ruim zestig keer gebombardeerd, met 365 doden als gevolg, maar de bommenregen van oktober 1943, waarbij hele wijken in de as werden gelegd, heeft de diepste wonden geslagen. In een kwartier tijd vielen er 151 doden en 445 gewonden, terwijl zo’n 2500 gebouwen schade opliepen. Enkele honderden huizen werden verwoest.
De kleine Wim Wilmink zat met zijn ouders en een babybroertje in een schuilkelder. Precies tien jaar later zou hij er een van zijn eerste gedichten aan wijden. Aan dit gedicht heb ik de afgelopen maanden in verband met Oekraïne vaak gedacht. Het gaat zo
Wij zaten in een kelder bij elkaar,
met twaalf of dertien, misschien nog wel meer,
de oude vrouw bad haar gebed in stilte,
’t gedreun der bommen, stijfd’ ons keer op keer....
En toen ineens
was er een zucht
van zijgend steen
benauwde lucht
Van stof en duisternis,
er spleet een muur uiteen....
’t Huis naast de kelder was vernietigd, maar wij leefden....
Sinds dit bombardement, verliepen er tien jaar
dat is voor mij: van kind tot bijna man;
tien jaar, maar als ik aan dit alles nog eens denk,
is ’t me of ik ’t tot puin verspattend steen nog ruiken kan.
Wilmink brak begin jaren ‘70 van de vorige eeuw door met zijn liedjes voor De Stratemakeropzeeshow, J.J. de Bom voorheen De Kindervriend en vele andere rebelse tv-programma’s voor kinderen. Hij haalde zich er de woede mee op de hals van De Telegraaf, die over de Stratemaker op zee show schreef: “Eigenlijk zijn er geen woorden voor zo’n vertoning, of het zou het woord schaamteloos moeten zijn. Zou de VARA nu met haar programma’s ook de kinderen willen indoctrineren? Wat een flinke omroep. Wat een creatief talent. Wat een stelletje pubers”. De kijkcijfers stegen dankzij het relletje tot recordhoogte, vooral toen het verhaal de ronde deed dat ouders hun kinderen verboden om op dinsdagavond tussen zeven uur en half acht de tv aan te zetten.
In vrijwel al zijn liedjes nam Wilmink het op voor kinderen die het moeilijk hadden, die gepest of om wat voor reden dan ook gediscrimineerd werden. Voor mensen die net als hij getraumatiseerd waren, aan angstneuroses en andere handicaps leden en evenals Multatuli kruidde hij zijn nog steeds actuele aanklachten tegen onrecht met onnavolgbare humor. Bijna twintig jaar na zijn overlijden behoort Willem Willmink tot de weinige dode Nederlandse dichters die nog gelezen worden. Tekstschrijvers en cabaretiers als Herman Finkers en Claudia de Brij beschouwen zijn Verzameld Werk als hun Bijbel. In 2015 verscheen de bloemlezing Gedichten die mannen aan het huilen maken met als ondertitel 63 vooraanstaande Nederlandse en Vlaamse mannen over de poëzie die hen ontroert. Het haalde de kranten dat Wilmink als favoriet uit de bus kwam: ‘hij staat vijfmaal in de bundel, op respectabele afstand gevolgd door de tweemaal genoemde Achterberg, Claus, De Coninck, Herzberg, Kopland, Paaltjens en Vasalis’”.
Behalve Bennie Jolink, zanger van de Achterhoekse rockgroep Normaal, hadden ook Aart Staartjes, acteur Huub Stapel, sportjournalist Wilfred Genee en cabaretier Bert Visscher Wilmink als ontroerendste dichter uitverkoren. Bennie Jolink noemde Wilminks gedicht over Ben Ali Libi als favoriet omdat: “Willem Wilmink erin is geslaagd de waanzin van de Tweede Wereldoorlog te verwoorden in dit meer dan prachtig gedicht.” Ook Sonja Barend koos in de gelijksoortige bundel waarin ‘bekende vrouwen’ uitleg geven over het ontroerendste gedicht dat ze kennen, voor Ben Ali Libi . ‘Er wonen veel Ben Ali Libi’s in mijn hoofd’, schreef ze. ‘Als ik het gedicht van Willem Wilmink lees, lopen de tranen – als ik ze niet tegenhoud – over mijn wangen.”
Wat mij betreft is ‘Ben Ali Libi’ over een joodse goochelaar die tijdens de holocaust werd vermoord door de nazi’s, het 20ste-eeuwse equivalent van Multatuli’s Saïdah en Adina.
Ben Ali Libi
Op een lijst van artiesten, in de oorlog vermoord,
staat een naam waarvan ik nog nooit had gehoord,
dus keek ik er met verwondering naar:
Ben Ali Libi. Goochelaar.
Met een lach en een smoes en een goocheldoos
en een alibi dat-ie zorgvuldig koos,
scharrelde hij de kost bij elkaar:
Ben Ali Libi, de goochelaar.
Toen vonden de vrienden van de Weduwe Rost
dat Nederland nodig moest worden verlost
van het wereldwijd joods-bolsjewistisch gevaar.
Ze bedoelden natuurlijk die goochelaar.
Wie zo dikwijls een duif of een bloem had verstopt,
kon zichzelf niet verstoppen, toen er hard werd geklopt.
Er stond al een overvalwagen klaar
voor Ben Ali Libi, de goochelaar.
In ’t concentratiekamp heeft hij misschien
zijn aardigste trucs nog wel eens laten zien
met een lach en een smoes, een misleidend gebaar,
Ben Ali Libi, de goochelaar.
En altijd als ik een schreeuwer zie
met een alternatief voor de democratie,
denk ik: jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar voor Ben Ali Libi, de goochelaar.
Voor Ben Ali Libi, de kleine schlemiel?
Hij ruste in vrede, God hebbe zijn ziel.
Wilmink schreef dit gedicht dat in al zijn eenvoud, woede en meesterschap van iconische betekenis zou worden, in 1987 in Zeist. Aanleiding was het in 1985 verschenen boek Door de nacht klinkt een lied. Amusement in Nederland 1940-1945. Achterin staat een alfabetische lijst met door de nazi’s vermoorde kleinkunstenaars, vaak alleen onder hun artiestennamen.
Wie schuilging achter ‘Ben Ali Libi – goochelaar’ werd in het boek niet vermeld. Toen Wilmink het gedicht schreef wist hij niet dat Ben Ali Libi echt had bestaan. Dat wist niemand. Algemeen werd aangenomen dat hij een door Wilmink bedachte symbolische figuur was, die model stond voor alle vermoorde joodse artiesten. Zoals de fictieve Saidjah en Adinda model staan voor de slachtoffers van het Nederlandse kolonialisme. Maar Ben Ali Libi bleek echt te hebben bestaan. Wilminks gedicht, dat herhaalde malen door een snikkende Joost Prinsen op televisie is voorgedragen en diepe indruk maakte, leidde in 2015 tot de tv-documentaire Ben Ali Libi goochelaar. Daarin kwam naar voren dat Ben Ali Libi het pseudoniem was van de succesvolle joodse illusionist Michel Velleman. Op 19 juni 1943 werd er tijdens een razzia hard op de deur van zijn Amsterdamse huis gebonsd – precies zoals Willem Wilmink het heeft beschreven. Twaalf dagen later stierf Michel Velleman alias Ben Ali Libi, 48 jaar oud, in het nazi-vernietigingskamp Sobibór, waar hij evenals zijn vrouw direct na aankomst werd vergast.
De documentaire maakte veel los, mede dankzij de bijdrage van Sobibor-overlevende Jules Schelvis. Samen met een vriendin van de familie Velleman, die zelf Auschwitz overleefde, reciteerde hij Wilminks gedicht Ben Ali Libi, dat volgens hem de kern raakte van de verschrikkingen die we nooit mogen vergeten om herhaling ervan te voorkomen.
Sinds 1 september 2017 is er in de Groningse Ruiterstraat-hoek Zuiderdiep, vlak bij de plek waar het geboortehuis van Michel Velleman stond, een gedenkteken voor de vermoorde goochelaar. Van grote afstand staat te lezen op de brede zijmuur van bioscoop Pathé in reusachtige letters: ...jouw paradijs, hoeveel ruimte is daar... Op een plaquette aan dezelfde muur is Wilminks gedicht integraal aangebracht.
Zonder het inlevingsvermogen en het engagement van Willem Wilmink zou nooit iemand meer van Michel Velleman hebben vernomen. Wilmink heeft met zijn gedicht een monument opgericht voor de vermoorde goochelaar en zijn miljoenen lotgenoten, zoals Multatuli dat met Saïdjah en Adinda heeft gedaan voor de talloze naamloze slachtoffers van het Nederlandse kolonialisme.
Beide voorbeelden laten zien wat literatuur vermag.
Tot slot:
In het Multatuli Museum loopt op het ogenblijk de tentoonstelling ‘Ik weet niet waar ik sterven zal’ met de originele prenten van Dick Matena’s recente graphick novel Saïdjah en Adinda.
Bij de opening van de expositie zei Dick Matena, die eerder stripversies maakte van onder anderen De Avonden en Kees de jongen, het volgende: “Ik las Saidjah en Adinda al heel jong, begin jaren vijftig. Ik heb het mijn leven lang in mijn ziel meegedragen. Dat kwam in niet geringe mate door die wonderschone zang van Saidja ‘Ik weet niet waar ik sterven zal’. Ik lees en herlees het nu al bijna 60 jaar en ’t ontroert me nog steeds even hevig als het dat de eerste keer deed.”
Dick Matena is niet de eerste beeldend kunstenaar die zich liet inspireren door Multatuli, velen gingen hem voor, onder wie Harry van Kruiningen. Wat Saidjah en Adina betekent voor Dick Matena, betekende Multatuli’s Minnebrieven voor de bevlogen kunstenaar Van Kruiningen. Zijn schitterende op dit tweede boek van Multatuli geïnspireerde etsen zijn nu te zien in de bibliotheek in Zeist.
Dank voor uw aandacht
Eerder verscheen deel 2 van de lezing: Two rebels with a cause (deel2) |
Meer over het gedicht "Ben Ali Libi": De waarde van bevrijdend denken |
Volgende bijdrage: Onbegrepen klachten?! Nee hoor, luister maar... |