7 januari 2022
tekst: Ruud Vermaase
Normaal ga ik rechtdoor richting ‘Het Witte Huis’ op deze kruising met de Oude Woudenbergse Zandweg, maar ik zie links op het bankje iemand met een felgekleurde trui en muts zitten. Nieuwsgierig loop ik die richting uit. Wie weet zit er een verhaal in.
“Wat een mooie honden”, roept de man verrukt uit en staat op van het bankje. Hij is een kop groter dan ik, uit zijn gebreide muts steken allerlei stokjes met gekleurde kwastjes. Zijn lange grijze baard maakt hem nog markanter. Hij haalt uit zijn fietstas een poppetje, laat een van mijn honden er even aan ruiken en gooit hem weg. Mijn hond rent er achteraan, pakt hem in zijn bek, gaat liggen en begint er lekker op te kauwen. “Ho, daar is mijn Joker niet voor bedoeld!” Verrassend vlug rent hij naar mijn hond en roept ‘los’. Mijn hond laat de pop onmiddellijk vallen.
Het poppetje is inderdaad een felgekleurde Joker aan een stokje, zoals je ziet op een speelkaart. Als hij zo staat met die pop tegen zijn wang doet hij mij denken aan de hofnar uit Floris en Sindala die op het punt staat om met een raadselachtige wijsheid de Koning te adviseren.
“Het zijn echte zwemmers”, begint hij plotseling een lang verhaal over zijn eigen Golden Retriever die minutenlang onderwater kon blijven om stenen op te duiken. Om zijn verhaal op gang te houden moedig ik hem zo nu en dan aan met een ‘goh’ of een ‘dat doen die van mij ook’. “Weet je waar een mooi klein meertje is? In het Panbos bij Christophorus.” Ik meen te weten wat hij bedoelt, ik kom erlangs als ik in dat bos de gele paaltjes volg. “Bij die huisjes van die …” Ik slik mijn woorden in omdat ik niet precies weet wat voor een huisjes het zijn die daar achter een hoog hek te zien zijn en hem niet wil stigmatiseren.
Ik wil weg, maar zijn blik houdt mij vast. Uiteindelijk roep ik mijn honden en vervolg mijn wandeling richting het Beauforthuis. “Nog de beste wensen trouwens, dat het allemaal weer een beetje normaal mag worden.”
Volkomen afwezig houdt hij de Joker nu tegen zijn mond en het lijkt alsof hij in die richting staart. “Weet je”, zegt hij voorzichtig alsof hij mijn gedachten kan raden, “Ik ben niet zo normaal.” Ik kan een schamper lachje niet voorkomen en hou een Is that an understatement met moeite in.
“Mensen zoals jij maken de wereld een stuk leuker, geven kleur, zorgen voor bijzondere verhalen.” Het maakt geen indruk op hem. Het zijn dan ook van die loze woorden waar je niks mee opschiet. Coaching op het niveau van ‘van fouten leer je’ en ‘uit deze crisis kom je als een beter mens’. Ik weet echter niks beters.
Als ik omkijk, zie ik hem op zijn fiets stappen met enorme fietstassen. Hij wankelt even bij het opstappen en rijdt vervolgens met een kaarsrechte rug weg. Richting het Panbos. Richting?
Het hoeft geen normaal jaar te worden, toch?