27 oktober 2021
tekst en foto: Ruud Vermaase
Of we ergens in de buurt van Zeist niet een keer kunnen oefenen? Enthousiast stel ik mijn oude studievrienden een wandeling voor op de Amerongse Berg. Een week later verzamelen we voor onze eerste ‘hoogtestage’ ter voorbereiding op serieuze klimplannen later dit jaar op de Azoren.
Het heeft dagenlang geregend dus de paden zullen modderig en glibberig zijn. Daarom heb ik voor de zekerheid mijn versleten Timberlands en een oud gesponsord hockeyjack aangetrokken.
Eenmaal ter plaatse voel ik mij nogal underdressed. De rest loopt op serieuze wandelschoenen van merken waar ik nog nooit van heb gehoord. Het zijn praktische en vooral lelijke schoenen maar ik heb niet het idee dat dat iemand daar last van heeft. Ze dragen ook vederlichte jacks die blijkbaar echt ademen, want bij aanvang is mijn hockeyjack aan de binnenkant al natter dan aan de buitenkant, terwijl zij nergens last van lijken te hebben.
‘’We volgen de gele paaltjes” roep ik monter, waarna meteen een pittig tempo wordt ingezet. Ik ga ervan uit dit klusje wel even te klaren vanwege mijn jarenlange ervaring als veteranenhockeyer, maar de anderen ogen verdacht fitter. De sportieve uitwisselingen gaan dan ook niet over mijn wekelijkse potjes, maar over dagenlange bergwandelingen, halve marathons en monsterachtige fietstochten. Dit alles wordt tot op twee cijfers achter de komma vastgelegd door hightech horloges waarmee de inspanningen beoordeeld en vergeleken kunnen worden.
Ik sta even stil als ik mij realiseer dat ik deze mannen in dit tempo niet ga bijhouden. Ik zal alle zeilen bij moeten zetten om het überhaupt te halen en ik zal geen lucht meer over hebben om de vrolijk kletsende groep te wijzen op een roodborstje, bijzondere paddenstoelen of een mierenhoop. Zwijgend loop ik verder, strak starend naar de vierkante meter grond voor mijn schoenen.
We lopen ineens de mist in. Het warme lichaamszweet koelt razendsnel af en mijn dunne haren hangen in natte sliertjes om mijn hoofd. Ik raak steeds verder achterop maar hoor nog wel het gekeuvel in de verte. Een paar keer roepen ze of ik oké ben. ‘’Ik zie jullie op de top!’’ roep ik zo vrolijk mogelijk terug. Ik weet dat ik nu alleen nog maar aan seks moet denken. Iedereen die in het leger verplaatsingen heeft meegemaakt - met volle bepakking, het wapen in de hand en die irritante helm op je hoofd - kent deze remedie. Denk aan seks, daarmee kun je de meest barre tochten overleven.
De mist wordt horrorachtig dicht en de steeds steilere klim lijkt veel langer te duren dan de luttele meters die ik op de kaart had gelezen. Zo ver was het toch niet? Ik hoor niets meer behalve mijn snelle ademhaling en raak gedesoriënteerd. Zie ik daar een goudvinkje voorbij huppen? Hij lijkt op een priolo, maar die komt hier helemaal niet voor. Ik word duizelig en grijp een tak vast om te voorkomen dat ik onderuit ga op het smalle pad.
“Waar bleef je nou?” Bezorgd kijken de mannen mij aan als ik zo soepel mogelijk kom aanlopen. Ik wuif alles weg en kijk om mij heen. Op de top is de mist verdwenen en in de verte zie ik de kerktoren van Amersfoort. Heel interessant voor deze techneuten omdat die toren het geografische nulpunt is van Nederland. Maar ze zijn alweer begonnen met de afdaling. De Azoren zijn nog ver weg…
Ruud schreef eerder: Niet meer terug naar Vinyl |
Meer over wandelen: Voorbijgangers |
Volgende bijdrage: Ook met dementie kun je blijven tennissen! |