7 januari 2023
tekst en foto: Renée van Dijk
Het is 3 januari. Af en toe hoor ik er nog één: zo’n hoog fluitend geluid of een knallend rotje. Ik stel me zo voor dat er een groepje van twee of drie jonge jongens de straten hier in Centrumschil Noord afstruint. Gewapend met een aansteker of doosje lucifers, in de hoop nog ergens een kartonnen hoopje ellende aan te treffen wat nog niet te nat is en waar nog een bruikbaar lontje aan zit. Met een beetje geluk hadden ze zelf nog een vergeten of gespaard voorraadje. Je herkent die aan het grote aantal knallen kort achter elkaar. Want op moet het. Maar meestal is al dat kruit op 2 januari echt wel verschoten. En rest nu alleen nog het afval op straat.
Ik weet niet hoe het met u is, maar ik heb deze weken een wat korter lontje. Einde van het jaar, weinig zonlicht. Iedereen is al moe en dan komen die feestdagen nog: gezellig samenzijn met vrienden of familie is geweldig, maar wordt vooraf gegaan door een hoop geregel en stress. Boodschappen doen bij drie supermarkten omdat dat ene product al overal uitverkocht is, cadeautjes zoeken en uiteindelijk toch nog maar een paar bonnen aanschaffen omdat je het echt niet meer weet. Na twee dagen ‘vreten op aarde’ zit mijn lichaam zo vol met suikers dat ik richting Oudjaar al geen oliebol meer kan zeggen. 31 december 20.00 uur is bij mij altijd zo’n punt waarop mijn ogen zachtjes dichtzakken.
Kaboem! Oh nee, toch niet. Want vanaf 15.00 uur begon hier al het geluidsgeweld. In volle hevigheid. Vanaf die tijd tot 04.00 uur zijn er werkelijk geen tien tellen meer voorbij gegaan zonder een knal van hartverzakkende hevigheid. Ik heb serieus op een gegeven moment een glas uit mijn handen laten vallen van schrik.
Waar is de tijd gebleven dat ik vóór 00.00 uur hooguit een paar knalletjes hoorde en pas om 00.05 uur, als alle ooms en tantes beleefd gezoend waren, naar buiten stapte en achter het hekje van de voortuin ging staan, met een sterretje in mijn hand? Daar mocht ik kijken naar mijn vader en grote broer die samen met de buurman op straat wat vuurpijlen en grondbloemen aanstaken. Met zo’n superlange lucifer, uit dat doosje waar ik de rest van het jaar ook niet aan mocht komen. Om 01:00 uur verdween de hele buurt weer naar binnen. Dan was er eerst even een bezem aangereikt en ging er een emmertje water over de restanten. Om 01:30 uur stapte alle gasten in hun logeerbed.
Deze keer reed ik om half negen – met gevaar voor eigen leven en toen al zigzaggend tussen de smeulende vuurwerkrestanten – over de Schaerweijdelaan naar Zeist West om bij mijn moeder te checken of alles goed was. Nou, de vuurwerkvrije zone rondom de ouderenflat daar werd perfect nageleefd: precies op de stoep aan de overkant van de straten die als grens gesteld waren stonden groepen mensen bij vuurkorven zich vast uit te leven met vuurwerk. Alsof geluid de straat niet oversteekt.
Alles in mij schreeuwde deze Oudejaarsavond dat ik hier weg wilde. Weg uit dit gekke land waarin wij tijdens een pandemie applaudisseren voor slecht betaalde zorgmedewerkers, mensen laten verkleumen door hoge energieprijzen, maar probleemloos 110 miljoen euro in één nacht de lucht in knallen. Waar we géén rekening houden met oorlogsslachtoffers die zwaar getraumatiseerd zijn door bombardementen. Waar we geen enkele compassie hebben met wilde en huisdieren die niet meer weten waar ze het moeten zoeken. Waar onze zorgvuldig opgebouwde beschaving met een goed stelsel van hulpverleners een lachertje is. Het buitenland kijkt met verbazing toe hoe wij in zo’n nacht vuurwerkbommen en fietsen naar onze handhavers gooien.
Oh, ongetwijfeld ga ik nu heel veel over mij heen krijgen van mensen die van mening zijn dat ze me graag zien vertrekken. Of van mensen die proberen uit te leggen waarom het heus nog wel een gezellig buurtfeest is waar kinderen en volwassenen in bewondering naar prachtig siervuurwerk kijken. Zij zappen waarschijnlijk weg bij de talkshows waarin oogspecialisten en chirurgen uitleggen dat veel ongelukken juist met siervuurwerk en omstanders gebeuren.
Ik ben uiteindelijk echt gevlucht. Niet zo heel ver weliswaar, maar naar het buitengebied van de gemeente. Waar het geknal, de kruitlucht en de sirenes van de omliggende dorpen weliswaar nog steeds aanwezig was, maar ik er tenminste niet meer middenin stond.
Woedend ben ik. Dat ik niet gewoon een gezellige avond in mijn eigen dorp kan vieren. Dat mijn dorpsgenoten zóveel belang hechten aan hun eigen plezier dat ze weigeren om rekening te houden met anderen. Dat ook in dit dorp brandweer- en politiemensen de straat op moeten om daar vervolgens uitgejouwd en belaagd worden. Ik ben het zat! Ik kan wel gillen. Mijn korte lontje is nu helemaal opgebrand.
Meer over vuurwerk: Uitslag peiling vuurwerk |
Renée schreef eerder: Kijk eens omhoog |
Volgende artikel: Hoe Blue Monday een leuke dag kan worden |
Vuurwerk
Ik was dit jaar in een land waar (buiten en binnen) overal balonnen waren opgehangen die de feestgangers om 12 uur massaal lieten springen om zo het nieuwe jaar te verwelkomen. Zonder gevaar en stank. Zo kan het dus ook.