8 augustus 2021
tekst: Ruud Vermaase
Het is al laat op de avond als de eigenaar van het restaurant de wijnglazen voor de laatste keer bijvult. Het is lang geleden dat ik uit eten ben geweest en kijk zo onopvallend mogelijk op mijn horloge of de klok nog geen twaalf slaat. De onverbiddelijke tijd om naar huis te gaan.
“Wat een interessant stel is dat toch’’, zegt A. over een jongen en een meisje die twee tafeltjes verderop in een innig gesprek lijken te zijn verwikkeld. Ik zie onmiddellijk wat zij zo interessant aan het stel vindt. De jongen (een man van achter in de twintig) heeft een Zuid-Europees uiterlijk met een zwarte bos krullend lang haar.
Ik vertel aan het echtpaar met wie we uit eten zijn dat dat het ideale type van A. is. Na al die jaren is mij dat wel duidelijk geworden. Denk aan Julien Clerc in zijn bloeitijd eind jaren zeventig of op een fijne manier oud wordende types zoals Andrea Pirlo.
“Oei, concurrentie Ruud”, waarschuwt de mannelijke helft van het bevriende echtpaar. Ik knik meewarig en veeg met beide handen mijn denkbeeldige lange haren achter mijn oren. Wrijf nog eens nadenkend over mijn baardstoppels van drie dagen.
“Hoe zag Ruud eruit, toen je hem ontmoette?”, vraagt de vrouwelijke helft aan A. waardoor ik even later door mijn album ‘nostalgie’ blader op mijn I-Phone. Ik laat ze een foto van mij zien, genomen tijdens een smartlappenfestival op de sociëteit waarop ik op het podium sta met schouderlang krullend haar en een akoestische gitaar om mijn nek. Niet veel later ben ik allerlei foto’s aan het doornemen en vertel aan de hand van gedenkwaardige foto’s anekdote na anekdote. Op de vraag of mijn zoon op mij lijkt, scroll ik naar een foto van hem en realiseer mij dat ik op die sociëteitsfoto ruim vijf jaar jonger ben dan dat mijn zoon nu is…
“En lijk je op je vader?”, vraagt zij. “Nee”, antwoord ik resoluut, “Maar laatst hoorde ik van een oude tante dat ik op mijn opa lijk. Van de Indische kant, niet mijn Nederlandse…” Ik scroll fanatiek naar een portret van mijn opa en oma. “Mooie man”, denk ik haar te horen murmelen.
“Meen je dat?” Ik pak mijn telefoon terug, bestudeer de foto en zeg dat hij hier toch een stukje ouder moet zijn dan dat ik nu ben. Alhoewel? In mijn gedachten zet ik wat dingen in een tijdlijn. Mijn opa zal hier ongeveer ook in de zestig zijn. Of niet! Hij is amper zeventig geworden en ik herinner mij hem heel anders. Deze foto stond altijd op het dressoir in hun huis in Aalst toen ik nog een klein jongetje was. Tot mijn schrik concludeer ik dat hij hier ongeveer vijftig moet zijn, ruim tien jaar jonger dan ik nu ben.
Een avond met tijdreizen naar jonger dan mijn zoon en ouder dan mijn opa. Vermakelijk, maar oh zo confronterend.