17 april 2021
tekst: René Scheffer; foto: Pixabay
Na 41 jaar wonen en werken in Zeist voel ik me Zeistenaar en ik ken Zeist ook goed, qua straten, buurten en sociaal maatschappelijk en economisch profiel. Dat geldt ook voor de sport: korfbal, volleybal en vooral ook nu voetbal. Mensen ken ik genoeg en zij mij. Toch ontbreekt er iets. Zeist is niet mijn geboortedorp, ik zat er nooit bij iemand in de klas.
Vorig weekend zag ik op Facebook iets voorbij komen over Renkum, mijn geboortedorp. De nieuwe Facebookpagina “Mijn Renkum” is anders dan andere. Het is de bedoeling dat iedereen zich er voorstelt, het liefst met een jeugdfoto met gezin, ouders, familie en/of schoolklas. En dat gebeurt massaal. Ik doe er inmiddels van harte aan mee.
Nee met dat fabrieksdorp, het half Protestants, half Katholieke arbeidersdorp Renkum had ik na de basisschool steeds minder, na Lyceum in Ede, HEAO in Arnhem, militaire dienst en vertrek naar Zeist. Alleen voor mijn ouders, een enkele oom en tante kwam ik er of als vertrekpunt voor wedstrijden van de FC Wageningen. Verder had ik met zo goed als niemand contact.
Renkum, een fabrieksdorp. Het werkvolk ging in de jaren ‘60 na de toeter van de papierfabriek om 12.00 uur massaal naar huis om warm te eten. Wij woonden tegenover de Fabrieksstraat. Verder waren er de verlaten steenovens langs de uiterwaarden en zag je soms schippers in het dorp, die in de Renkumse haven lagen. Er was een groot contingent verpleegsters die werkten bij “Oranje Nassau Oord”. Ook waren er bosarbeiders en de middenstand.
Van vroeger weet ik dat de Renkumers vonden dat er in Wageningen stadse rode ambtenaren en vage professoren woonden. In Heelsum was het al wat deftiger en voornamer en in Oosterbeek woonde het kakvolk. Oosterbeek zou ook bevoordeeld worden vanwege het gemeentehuis dat daar staat. Volk van buiten werd door Renkummers met enige argwaan bekeken. Mogelijk dat deze demografische noties van mij degene hebben gemaakt die ik nu ben. Wars van economisch liberalisme maar ook wars van vrijblijvend politiek links politiek correctisme.
Het dedain dat ik vroeger wat had is al een tijdje weg. Ik denk dat gewone simpelheid niet zo slecht is en dat mensen die in een dorp blijven het meest gelukkig zijn met de oude mannetjes bij de dorpspomp en samen met hun klasgenoten in het ouderencomplex. Steeds meer zie ik dat elke vorm van grootsteeds elitair gedrag slechts lucht is, een tijdelijke vulling, een vacuüm in een bepaalde levensfase tussen 20 en 55 jaar.
Ik ging de unieke ligging, waar ik vroeger geen oog voor had, tussen bos, uiterwaarden, de papierfabriek en water, wel steeds meer waarderen. Ik kijk inmiddels graag naar de foto’s op de Facebookpagina uit de jaren ‘50, ‘60 en ‘70 over mijn geboortedorp. Schoorsteenvegers, kolenboeren, slagers, bakkers, houtverladers, onderwijzers, boswachters, pulpmengers van de papierfabriek. Toch wat anders dan een communicatiecoördinator, accountmanager of broker. En dan die klassenfoto’s met klasgenootjes die bij mij al 50 jaar uit beeld zijn. Een enkeling kent nog mijn gedrag in de klas. “Druk, aanwezig maar niet hinderlijk”, lees ik. Ze hebben soms mooie jeugdige profielen, vooral de meisjes, tenminste op Facebook, ook al zijn ze 63.
En dan hier in mijn wijk Brugakker met al die iets oudere yuppen die hier de laatste jaren uit Utrecht neerstrijken met bakfiets en elektrische auto. Nu ik er wat verder over nadenk besef ik dat die moderne Utrechters ook meestal maar gewoon uit een dorp komen.
René schreef eerderr: "De Laan van de Duurzaamheid" |
Meer over geboortegrond en opgroeien: Als dingen veranderen |
Volgende bijdrage: Zomeravondlezing met Philip Dröge |