1 februari 2019
tekst: Ruud Vermaase, foto's: Pixabay
Vanaf het café op de hoek van de Slotlaan loop ik de Steijnlaan in op zoek naar de eerstvolgende kroeg. Ik moet even tot rust komen, het liefst alleen. De stilte die in het gesprek met een groepje vrienden viel, gonst nog na in mijn hoofd. Zijn ze boos? Verbaasd? Jaloers? Of denken ze dat ík jaloers ben? Ik ben resoluut opgestaan, trok de rits van mijn donsjack dicht en ben vanaf het verwarmde terras op de Slotlaan zonder nog iets te zeggen weggelopen. De donkere nacht in…
Ik duw de deur open en voel meteen de warmte over mij heen komen. Het begint al wat leger te raken, aan de bar hangen wat groepjes. Aan de tafels zitten nog een paar jonge stelletjes. Gelukkig zie ik geen bekenden en bestel een biertje. Mijn oog valt op een piano op het kleine podiumpje achterin en ga erachter zitten.
“Speel eens wat vrolijkers”, roept iemand. Instemmend gemompel van andere aanwezigen. Ik zet The Pianoman in en een jonge kerel komt meteen naar mij toe om mee te zingen. Hij kent de hele tekst van buiten. Nog beter, hij zet voor mij een vers biertje op de piano. Mijn zelfvertrouwen stijgt. Hij blijkt een zingende encyclopedie van zeventiger jaren songs. Na vier liedjes keert hij terug naar zijn groepje vrienden, die luidkeels vertrekken.
Het rijtje glazen op de piano is uitgegroeid tot vier volle glazen. Louter fans vanavond. De obers beginnen stoelen recht te zetten als er opeens een vrouw naast mij komt zitten. Dichtbij…
Het is nota bene de ex van een van de mannen waarbij ik net ben weggelopen. Ze heeft haar haar lang laten groeien, heeft make up op en draagt een kleurige sjaal zwierig over haar schouders. Waarom doen vrouwen pas zo’n make over als hun man is weggelopen? Maar ik ga vanavond geen discussies meer aan.
Ook zij heeft een biertje voor mij meegenomen. Ik tik hem tegen haar glas. “Je komt ongelukkig en eenzaam over”, stelt zij meteen maar vast. Een tikje filosofisch vraag ik haar waarom iedereen altijd zegt dat je meer waardering voor het kleine moet hebben. Maar het vervolgens niet doen. Het moet altijd toch weer ‘meer’, ‘verder’ en vooral ‘duurder’. “Het zit hem toch in de kleine dingen? Ook als het gaat om liefde?” Ik begin weer wat te spelen op de piano.
De barman zet een biertje bij mij neer. “De laatste, we zijn gesloten.” Als ik om mij heen kijk zie ik dat er niemand meer is. Op de rand van het toetsenbord zie ik een halfvol glas staan met rode lippenstiftvlekken. Zal dat cafeetje op de Oude Arnhemseweg nog open zijn?
Lees ook Nieuwe liefdes waar deze column een vervolg op is
VOLGENDE COLUMN: "Sociale dieren"