1 juni 2016
tekst: Ruud Vermaase, foto: Pixabay
Zie ik het nou goed? Het altijd zo vriendelijke mannetje bij de winkelwagentjes van de AH heeft mijn vest aan. Althans, het is precies zo’n vest als ik van de winter heb gekocht. Een miskoop, mijn vrouw en kinderen verboden mij het zelfs om in huis te dragen. En eerlijk is eerlijk, hij kriebelde verschrikkelijk en kwam in het stapeltje kluskleren terecht. Niet dat ik ooit klus, maar naast goed gereedschap moet je ook geschikte kluskleren hebben. Thuis check ik onmiddellijk het stapeltje onderin mijn kast en kan het vest niet vinden. Vrouwlief ontkent stellig en ik besluit niet tot een halszaak. Zou ze dat kriebelende vest stiekem in de kledingcontainer hebben gesmeten en is het daarna bij dat mannetje…? Ik kan een glimlach niet onderdrukken.
Temeer omdat ik een nieuw vest heb gekocht. Dit keer een sweater, geen hoodie maar wel met zo’n hoog nummer op de linkerborst en een stoere tekst. En een tikkie met de tijd mee, lekker strak dus. Een hele vooruitgang, vond ik zelf. Maar ook nu zijn de meningen onverdeeld. In mijn zoon hoop ik nog een medestander te vinden en trek het vest aan naar een concert van een jong bandje waar we samen heen gaan. Thuisgekomen klaagt hij vol plaatsvervangende schaamte bij zijn moeder. “En dan heeft hij die rits zo half open…” Het vest draag ik slechts stiekem als ik alleen thuis ben.
Toen er op mijn werk een workshop kleding voor mannen werd aangekondigd, meldde ik mij meteen aan. Weken aan voorpret, zeker toen er een definitieve uitnodiging kwam waarin werd gevraagd om een topper en een flopper mee te nemen. Die flopper stond buiten kijf. Als topper nam ik een lichtblauwe broek mee waarover ik ooit een column schreef die zich bij Duetz afspeelde. Ik weet nu hoe lang de mouwen van je jasje moeten zijn, hoeveel centimeter de manchet hoort uit te steken. Dat streepjes op streepjes op streepjes best wel kunnen. Onder bepaalde voorwaarden. Dat kleding niet strak hoort te zitten (keek de styliste daarbij naar mij?) maar op-de-huid-moet-aansluiten. En met vier gekleurde lappen stof krijg ik een kleuradvies van kleuren die ik helemaal niet mooi vind.
“Ik vond het een leuke workshop, mannen onderling zijn toch veel opener dan vrouwen”, zegt de ingehuurde styliste als afsluiting. Nog vragen? “Ja nou, ik wil mijn topper en met name mijn flopper nog even bespreken”, zeg ik. En mannen zijn inderdaad heel open, ook over mijn vest. Vernietigend. Einde vest.
Ik gooi het vest op eigen initiatief in de kledingcontainer. Maar met mijn arm in het gat ontstaat er toch twijfel. Ik vouw hem netjes op en stop mijn neus erin, hij is frisgewassen zoals het hoort. Ik draai mij om en loop vastberaden richting de ingang van de AH. Hij staat er! In dat veel te warme kriebelende vest. Hij begroet mij al van grote afstand, maar dat doet hij bij iedereen. Ik druk hem het vest in de handen en hij neemt het met zijn brede lach aan. ‘’Voor mij?’’, vraagt hij nog overbodig.
En laat het nu echt waar zijn. De zaterdag daarop heeft hij het vest aan en lacht mij toe. Zoals altijd en tegen iedereen. Of toch iets meer tegen mij?
leuk
Beste Ruud, leuk stukje. Ik zeg: aandoen wat je lekker vindt zitten en waar je je happy in voelt. Misschien dito vest maar minder kriebelig en leuk kleurtje.... Mijn man loopt het liefst in Hawaii hemden, een maatje te klein met sandalen met sokken. Het gaat om de liefde hè. En het past hem. Als jij een vest wilt, ga je vest dragen. Je hebt een missie.