1 februari 2017
tekst en foto: Ruud Vermaase
Na een paar flesjes zijn we overtuigd: deze krat bier is niet goed. Het smaakt naar wiet, analyseren we. De krat zit nog ver voor zijn verloopdatum, dus dat is het niet. Wat nu? Ruilen is ook weer zo’n gedoe. Als mijn zoon met een paar vrienden gaat chillen, bied ik hem de krat aan. “Neem maar mee joh, vul hem desnoods even aan met flesjes uit de goede krat.’’
‘’En?’’ vraag ik hem de volgende dag. ‘’Je denkt toch niet dat ik dat bedorven bier heb meegenomen, ik heb de goede meegepakt.” Ik neem een zeldzaam resolute beslissing, pak de krat en stap op mijn fiets. Bij de redactie van het Zeistermagazine heb ik gehengeld naar plekjes waar alcoholisten hun merkloze halve liters wegdrinken. Die zijn niet zo kritisch. Om het standsverschil te verkleinen, heb ik oude sobere merkloze kleding aangetrokken. Het is begin januari en gemeen koud.
Op een bankje tref ik er drie zwijgend en dik ingepakt aan en ze hebben inderdaad witte huismerk-blikjes in hun hand. Met de krat loop ik met mijn vriendelijkste lach op ze af. ‘’Mannen, ik heb een kratje bier over en omdat ik een Dry January (met enige stemverlaging) voor mijzelf heb ingesteld wil ik niet in de verleiding komen.’’ Dit leugentje had ik de hele rit gerepeteerd. Iets te hard ploft de krat voor hun voeten, drie paar ogen kijken er nieuwsgierig naar. Ik had wat meer enthousiasme verwacht, maar laat mij niet kennen en plop drie flesjes zonder haperen open. Haast synchroon drinken ze hun blikje leeg en pakken met hun andere hand het aangeboden flesje zwijgend aan. Geen dankjewel, geen hmmm lekker, geen heilwens. Zoals je eerstejaars leert te reageren. Gewoon dat biertje met een neutraal gezicht aannemen en doorgaan met wat je deed, enthousiast reageren op een nieuw rondje bier staat knorrig.
Na de eerste slok meen ik een bedenkelijke blik te bespeuren. Het zou toch niet… Ik vis een flesje uit de krat, wip hem open en neem een fikse slok. Als de voorproever van de Keizer. Ze kijken hoe ik met de rug van mijn handschoen mijn mond afveeg. ‘’Vertel eens”, begint de meest rechtse, “Wat is dat: Dry January?” Met mijn linkervoet op de krat, elleboog op de knie en de damp uit mijn mond kom ik tot een onsamenhangend verhaal. Niet voorbereid. Nog voor ik klaar ben, houden ze hun lege flesjes naar mij op en brengen mij even in verwarring. Ik pak de flesjes aan, laat ze vanaf knie hoogte in de lege vakken vallen en biedt meteen drie nieuwe aan. Zelfde ritueel.
“Ik stap maar eens op”, zeg ik. Stilte.
Als ik op mijn fiets stap, slip ik even weg. Thuis maar even checken of mijn zoon mij niet in de maling heeft genomen en dat het de goede krat was die ik hierheen heb gesleept.