11 februari 2024
tekst: Arend Postma en Ruud Vermaase; foto: Arend Postma
Sinds Ruud Vermaase naar Doorn is verhuisd mailt hij met Arend Postma over de voors en tegens van Doorn versus Zeist. In deel 17: composthopen.
Zeist, 29 januari 2024
Hoi Ruud,
Het zal wel de tijd van het jaar zijn of het klimaat, want ik zie op dit moment in Zeist overal bulten zand liggen. Die liggen dan voor de helft op straat en voor de helft op het trottoir. Om te voorkomen dat voorbij scheurende auto’s, fatbikes en fietsen op de zwarte obstakels crashen zijn er stokken in de bergen gestoken en bij sommigen zijn er rood-witte pionnen omheen gezet.
Het is geen gewoon zand, maar een pikzwarte materie die naar mijn mening het dichtst in de buurt van compost komt. De diepte van het zwart doet, in verhouding tot de kleurloze omgeving, bijna pijn aan de ogen. Deze omgeving verkeert nog in een soort verwarring door een niet noemenswaardige winter. Nederland zou in januari en februari eigenlijk nog onder een dikke laag sneeuw bedolven moeten zijn. Op sloten, kanalen, vijvers en ijsbanen zouden zich oud-Hollandse schaatstaferelen af moeten spelen en in Friesland zou, als absoluut hoogtepunt, met een barre tocht der tochten de opwarming van de aarde in één keer tot stilstand gebracht worden. Helaas, de werkelijkheid is behoorlijk bizar. Daarom lijkt het maar alsof deze bulten zich in verkeerde tijdsgewricht van het jaar bevinden.
De bulten die mij opgevallen bevinden zich wel in wijken en straten waar ik doorheen kom als ik naar het centrum van Zeist fiets. Zoals de Prins Mauritslaan, de Amalia van Solmslaan, de Prins Frisolaan en de Woudenbergseweg. Hier zijn de tuinen over het algemeen net iets groter dan in Brugakker, Vollenhove of Nijenheim. Vaak wordt gezegd: ‘goed gereedschap is het halve werk’. En laat dat dus maar aan de groenbedrijven over. Met ‘cultuur’, ‘tuinontwerp’, ‘groen’ en ‘green’ als sleutelwoorden in de bedrijfsnaam storten de groenbedrijven zich op de composthopen. Zodoende zijn deze straten op sommige momenten alleen maar gevuld met composthopen, graafmachines en bedrijfswagens van de groenbedrijven, en bestelbusjes van pakketdiensten – bijna een vertrouwd straatbeeld.
Ruud, ik weet dat jij in het centrum van Doorn woont, dagelijks met jouw honden door het park van Huis Doorn wandelt en de winkels en horeca van Doorn frequenteert. Hoe groot is de kans dat jij in Doorn een composthoop op je weg vindt?
Doorn, 7 februari
Ha Arend,
Mijn reactie heeft even geduurd, want ik wist niet zo snel wat te antwoorden. Je zag het juist dat hier in het centrum niet zoveel grote tuinen zijn. Van de week toch maar even op mijn stalen ros gesprongen om de meer lommerrijke straten van Doorn te inspecteren op verdacht grote composthopen. Naar mijn waarneming zijn hier geen grote zwarte bergen, maar wel bruine. Hier heeft de gemeente de gewoonte om de herfstbladeren bij elkaar te vegen en in grote bergen te verzamelen op slimme plekken waar wind geen vrij spel heeft. En waar (naar ik aanneem) ooit een vrachtwagentje langskomt om het op te ruimen.
Tijdens mijn avondwandelingetje groette ik een paar dagen terug een man met groene kaplaarzen en wax coat die een kruiwagen met bladeren uit zijn tuin (een aanname) op de grote hoop langs de Dorpsstraat kieperde. Het was al donker…
Deze duistere ontmoeting deed mij terugkeren naar de begin jaren ‘90 in onze nieuwbouwwijk in Leiderdorp. Voor mijn braakliggende tuin had ik een paar kuub grond besteld die plompverloren op de stoep werd gekieperd. Het was natuurlijk naïef om te denken dat ze het met kruiwagentjes door de achterom bij mij in de tuin zouden verspreiden. Maar ik ging diezelfde avond gewapend met een geleende kruiwagen, groene kaplaarzen en een wax coat vol goede moed aan de slag. Aangekomen bij ‘mijn zwarte berg’ trof ik een man aan die zijn eigen kruiwagen aan het volscheppen was. Dichterbij gekomen zag ik dat het niet zijn eerste ritje was (geen aanname trouwens).
Ik kan mij niet meer herinneren wat ik toen heb gezegd, wel wat hij in het voorbijlopen retorisch vroeg: “Het is toch wel goed dat ik een beetje van je gebruik?”
Zoiets gebeurt natuurlijk nooit in Zeist, Doorn of op de hele Heuvelrug…
Zeist, 8 februari
Wel grappig Ruud, dat jij over herfstbladeren begint. En dat het in jouw gemeente gewoonte is die herfstbladeren in grote bergen te verzamelen.
Want elke zondagmorgen, als ik mijn ‘rondje Driebergen’ hardloop, kom ik in de periode van november en december op mijn route in Driebergen diezelfde bergen herfstbladeren tegen. Het ontwijken gaat mij prima af, maar ik vraag me dan wel elke keer af hoe dat precies werkt en wat ze er precies mee doen? En wat wil het geval? Doorn en Driebergen liggen allebei in dezelfde gemeente: Utrechtse Heuvelrug.
Omdat wij, al bijna een jaar lang, proberen te achterhalen wat de verschillen en overeenkomsten tussen Doorn en Zeist zijn, kom je toch al gauw bij de bijbehorende gemeentes terecht, dus de gemeente Utrechtse Heuvelrug en gemeente Zeist. Dan vind ik beleid altijd wel een mooi woord, want je kun er meerdere kanten mee op. Aan de ene kant de intrigerende onzichtbaarheid en abstractie van beleid dat in documenten vastgelegd wordt en misschien nooit het daglicht te zien zal krijgen. Met aan de andere kant beleid dat juist in het straatbeeld zichtbaar wordt in de vorm van rotondes, ruimte voor de auto en het sluiten van horeca op plekken waar mensen voor hun rust wonen.
In de gemeente Zeist schijnt het beleid te zijn eikels te verzamelen. Die worden dan aan de herten in het Hertenkamp aan de Woudenbergeweg gevoederd. Zelf ben ik niet zo’n liefhebber van eikels, maar mits goed klaargemaakt, lijkt het mij voor herten wel een delicatesse. Daarmee kom ik op de in Nederland wereldberoemde Zeister Bossen en de bossen op de Utrechtse heuvelrug. Want, natuurlijk weer tijdens mijn wekelijks ‘rondje Driebergen’, zie ik in de Zeister Bossen regelmatig mensen paddenstoelen, bessen en andere producten uit de natuur plukken en verzamelen.
Ooit kende ik een familie, die helemaal gek was van paddenstoelen en dan vooral van nieuwe soorten en onbekende varianten. Om te achterhalen of die eetbaar waren en dus niet giftig, werd er volgens een behoorlijk genadeloos systeem van spelregels een vrijwilliger binnen de familie aangewezen. Zoals je waarschijnlijk al verwacht had: de meeste leden van deze familie zijn niet een natuurlijke dood gestorven.
Vorige aflevering: Daadkracht bij acuut gevaar |
Meer over compost: Wij zijn verheugd met de geboorte van onze Boon! |
Volgende gedicht: Eilandgasten |