1 mei 2018
tekst en foto: Arend Postma
Op zondagmorgen kom ik over de Margrietlaan langs flat 7 om via Austerlitz mijn rondje Driebergen hard te lopen – de flat staat op de nominatie binnenkort afgebroken te worden. Meestal heb ik tijdens het hardlopen het verstand op nul en de blik op oneindig - hierdoor ontgaat mij veel en blijft er weinig reproduceerbaar. Toch kijk ik even op en zie een verlatenheid waar in de verste verte geen auto te bekennen is en waan mij in een niet meer mogelijke wereld: een wereld zonder auto’s.
Daarmee ben ik terug op de dag van die beroemde en beruchte autoloze zondag van 4 november 1973. Toen woonde ik nog in Bakhuizen in de Zuidwesthoek van Friesland en de wereld was daar overzichtelijk want er reden auto’s en er was straatverlichting, maar niet op die zondag.
Met een vriend wandelde ik door een landschap zonder auto’s naar een café, een paar kilometer buiten ons dorp. In het schaarse licht zaten een paar mannen aan de bar en keken even over de schouder toen we binnenkwamen. Wij gingen aan een tafel zitten om ons zwijgend aan het bier en de jenever te begeven.
Toen vingen wij vanachter de bar nieuws op: in de vroege morgen was na sluitingstijd een vrouw uit het naburig dorp Hemelum verkracht. Getuigenverslagen van passerende cafégangers schiepen een ontluisterend beeld van een drama daar in de nachtelijke regen. Namen gaven het een gezicht met voor altijd onuitwisbare littekens, want een dorpsgemeenschap vergeet niet.
In die tijd zat mijn broer op de grote vaart en hielden wij elkaar per brief op de hoogte van de dieptepunten in ons leven.
De grote vaart had nog een beetje de romantiek die bij het zeemansleven hoorde. Dat leven speelde zich op alle continenten af en bestond enerzijds uit dagenlang eindeloze zee en aan de andere kant uit losbandigheid in schimmige havenbuurten. Maar ook aanleggen in het diepe Amazoneregenwoud en riskante uitstapjes naar de binnenlanden van Australië, Zuid-Afrika en Schotland. De dynamiek van dat leven, die menigeen afgunstig maakte, maakte dat mijn broer nauwelijks bezig was met het kleine dagelijkse bestaan in Bakhuizen.
In een brief aan hem deed ik, enigszins opgeklopt, verslag van de gebeurtenis in die vroege morgen van de autoloze zondag die het hele dorp in beroering had gebracht. Hij reageerde later in een brief met: ‘Ik wou dat ik op die autoloze zondag in Bakhuizen geweest was. Dan had ik de sfeer van die paar vierkante kilometer weer eens kunnen ervaren, want hoe groot, klein, mooi en lelijk de wereld ook is: er gaat niets boven het terugverlangen naar de beklemming van je eigen geboortedorp!’
In de hoop dat de straat dan nog net zo leeg is ga ik, als ik mijn rondje gelopen heb, weer terug om foto’s te maken - beelden tuimelen over elkaar.
Er is nog steeds geen auto te bekennen. Achter een metalen hek ligt Flat 7 met dichtgetimmerde ramen en wapperend plastic. Het asfalt met de weggebroken parkeervakken heeft geen functie meer. Aan het geheel kan geen enkele schade meer toegebracht worden en heeft daardoor de onaantastbaarheid van een viaduct.
Terwijl ik een foto maak rijdt een politieauto door het beeld en ik vraag mij af wat hier nog te handhaven valt. Flat 7 dat binnenkort van de aardbodem verdwenen is, niemand om te belagen, geen plek om je te verschuilen en er zijn zelfs geen lege bierblikjes om tegen te trappen.
Margrietlaan . . . .
Als de "Jungle": Slotlaan die levensgevaarlijke langsdrempel langs de fietsstrook houdt, als groot vervoer aan het eind van de Steynlaan over de fietsstrook voor tegenliggers moet voorsteken om de te strakke bocht naar rechts de Bergweg op te kunnen nemen, als even verderop een levensgevaarlijk rood paaltje weggebruikers treitert, als acrobatische toeren nodig zijn om de levensbedreigende opstaande randen langs de fietsstrook kruispunt Bergweg-Schaerweydelaan-Gerolaan te kunnen nemen. . . . Zal het centrum van Zeist er zo gaan uit zien als de laatste winkel in Zeist gesloten is en de inwoners hun inkopen zijn gaan doen in De Bilt, Bilthoven, Driebergen en Veenendaal?