1 december 2015
tekst en foto: René Scheffer
Het is een natte zaterdag op 14 november: het is 19.15 uur. Aan de bar van zwembad Dijnselburg neem ik cappuccino en spreek ik de barmensen. Hoe kennen zij de waterpoloërs: is het gezellig volk of juist niet? Van deze sport en van de mensen die haar beoefenen weet ik zo goed als niets. Ik kwam op waterpolo door een bericht in De Nieuwsbode over een recent schoolwaterpolotoernooi in Zeist, met maar liefst 109 deelnemers. Verrassend voor een relatief kleine en in mijn ogen ‘moeilijke’ sport!
De barmensen zijn positief. Een gezellige en hechte groep die waterpoloërs, ze blijven altijd hangen. Ze nemen 2, 3 of 4 biertjes en op enig moment zegt er één: “Het is mooi geweest, we gaan maar.”
Niets wijst erop dat er in het wedstrijdbad iets te gebeuren staat, dat is niet zichtbaar. Ik twijfel of er wel wat is. Als volstrekte leek loop ik om 19.40 uur wat onzeker door verschillende gangen naar het wedstrijdbad. Een badmeester wijst me bij de ingang naar de ‘tribune’. De chloorlucht en de warmte doen herinneringen omhoog komen aan de zwemlessen van mijn dochter Rozanne. Ik heb het warm in mijn zwarte colbertje. De wedstrijd Zwemclub Zeist tegen Vuursche2 staat op beginnen. Daar zie ik opeens ‘mijn slager’ Dick van Dolder. Hij is enthousiast en vertelt honderduit over de sport. Hij heeft lang in het eerste gespeeld maar nu in het tweede. Hij is net klaar met de wedstrijd van het tweede.
Opeens staat iedereen om elkaar heen. Wat is dat? Dick van Dolder legt uit: “Oh, dat is de nagelcontrole door de scheidsrechter. Gekeken wordt of de nagels genoeg kort gehouden zijn om blessures te voorkomen.” Een andere waterpoloër komt naar me toe en laat opeens zijn rode striemen op de buik zien. “Kijk, dit gebeurt er als niet goed wordt gecontroleerd.”
Daarna spreek ik Marco Koeleman (bestuurslid) over vooral de instroom van jeugd en dat loopt goed, mede door de schoolsporttoernooien en directe werving op scholen. Er zijn nu 40 jeugdleden. Desgevraagd vertelt hij ook over de zwemafdeling. Die draait goed, ook qua prestaties. Het is wel een eigenstandig onderdeel. Waterpoloërs en zwemmers ontmoeten elkaar eigenlijk alleen bij een clubfeest en tijdens een jaarlijks familie waterpolotoernooi.
Dan de wedstrijd. Viermaal 5 minuten zuivere speeltijd. Het lijkt kort maar is lang, gelet op de gevraagde krachtsinspanningen. Vuursche2 is de bovenliggende partij. Bij Zeist vindt niemand dat vreemd want men speelt met veel invallers. Al snel staat het 0-4 en na afloop blijkt het 4-8 te zijn geworden. Het is een harde en fysieke sport, met duwen en trekken. De weerstand door het water zorgt ervoor dat er geen zware blessures komen. Je moet sterke beenspieren en buikspieren hebben. Een aanval kost veel kracht en als die niet (binnen 30 seconden) succesvol wordt afgerond is veel kracht verloren en heeft de tegenstander kans op een tegenaanval met (afhankelijk van het niveau) 30 tot 60% kans op een doelpunt. Zelf zie ik dat ondanks het geduw en getrek de tegenstanders sportief met elkaar omgaan.
Op de tribune met 25 man zit niet één ‘gewone toeschouwer’. Het zijn familieleden, clubgenoten jeugdleden en bestuursleden. Ik ben een vreemde eend in de bijt. Maar wat zijn dat nu voor een mensen die waterpoloërs? Niet in een vakje te stoppen verzekeren verschillende mensen me. Een dwarsdoorsnee van de bevolking en dat blijkt. Een slager, een gastheer/bode, een dierentolk en manager van een financiële instelling komen in mijn quick scan voorbij.
Na een klein uur vertrek ik weer, toch onder de indruk van zoveel saamhorigheid en sportiviteit in het zwembad.