6 november 2019
tekst en foto: Kirsten Vonk
Door dit bos in Den Dolder is de bulldozer gewalst. Hij heeft voor mijn gevoel een enorme verwoesting aangericht. Ook al is het netjes opgeruimd, het is in de verste verte niet meer het bos zoals het was.
Waar ik voorheen tijdens het wandelen kon navigeren op de paden en de bomen, was er nu een gapende leegte en vormden zich links en rechts nieuwe ‘paden’ van de bulldozer. En langs de paden bevonden zich grote stapels met gekapte bomen die soms meer dan 80 ringen telden. Het doet bijna pijn.
Iemand die er verstand van heeft vertelde dat de bomen plaats moeten maken om de oorspronkelijke heidevelden weer in ere te herstellen. Maar ook omdat niet-inheemse bomen hier niet horen.
‘Hier niet horen’. Het eerste wat er dan bij me opkomt is ‘wie zijn de mensen die dat bepalen?’. En waarom willen ze alles houden zoals het was? Alles is toch vergankelijk in dit leven; landen, talen, mensen, klimaat en ook natuur. Kunnen we niet beter meebewegen met wat er zich aandient?
Je kunt de vogels ook niet weerhouden van het deponeren van zaden die ze uit een ander gebied hebben meegenomen. Vogels die hier normaal niet voorkomen maar door het veranderende klimaat zich hier prima thuis voelen.
Misschien maken we ons allemaal wel een beetje schuldig aan het in stand proberen te houden van situaties. Hoe vaak hoor je bijvoorbeeld niet dat iemand wenst dat z’n relatie weer was zoals in het begin? Of dat je terug wilt naar het moment dat op werkgebied alles nog moeiteloos voor je verliep. Of dat je het fijne gevoel van vroeger weer wilt ervaren dat je had rondom de feestdagen.
Wat ik me dan afvraag: Stel dat ik terug kon gaan naar die goede oude tijd, zou het me dan nog passen? Zou ik er nu net zoveel plezier aan beleven als toen?
Dat zou betekenen dat ik stil ben blijven staan in mijn ontwikkeling. Maar niemand staat stil, iedereen groeit. Er passen nu andere mensen, omgevingen en werkzaamheden bij me ten opzichte van vroeger. En als ik blijf terugkijken naar hoe het was, dan zie ik waarschijnlijk niet wat er nu allemaal is.
Hoe onwennig het ook is, in het bos van Den Dolder moet ik opnieuw ‘ijken’. Ik moet, of eigenlijk, ik wil me de nieuwe situatie eigen maken. Nieuwe herkenningspunten creëren zodat de oude situatie kan plaatsmaken voor de nieuwe.
Het kost me moeite om te zeggen, maar de kaalslag heeft ook positieve punten. Het is veel lichter in het bos. Daardoor vallen me nu andere dingen op dan eerst. Ik zie ook dat jonge boompjes die voorheen misschien kansloos waren in de schaduw van hun grootouders, nu kans op leven krijgen.
En nu ik alweer bijna gewend ben aan de nieuwe situatie realiseer ik me, teruggaan naar hoe het was, dat past me niet meer.
Meer columns van Kirsten Vonk op www.vonkmaaktvuur.nl
Volgende bijdrage: Vegetariër of geheelonthouder?
Alles stroomt, niets blijft hetzelfde
Inderdaad bieden open plekken ruimte voor nieuwe bomen en planten. En dieren.
De climaxfase van de ecologische ontwikkeling is op deze grond van nature een monocultuur beukenbos. Mooi donker hoor, maar veel minder biodivers dan een afwisseling van leeftijden en licht. In de tijd van de niet-giftige landbouw had het boerenland met z'n houtwallen en overhoekjes een hogere biodiversiteit dan 'de natuur'. In Nederland dan - bij regenwoud is dat weer anders.
Bij ons is de norm voor een open plek die de biodiversiteit verhoogt: minstens 2x zo breed als de hoogte van de omringende bomen. Zodat er licht op de bodem komt, ook in voorjaar en najaar.
Dat brengt me bij een antwoord op je vraag: wie bepaalt dat, of exoten weg moeten? Mensen die er verstand van hebben. Wetenschappers, bosbeheerders, boswachters, mensen die dagelijks in het bos zijn en die weten waar ze het over hebben.