1 maart 2019
tekst en foto: Henjo Hekman
Voor Pierre Rhoen.
Wij fietsten door een grijze middag
naar het verleden, Pierre en ik.
Wij troffen er de straten leeg
en de huizen zwegen als vitrines.
Alleen stond daar een bronzen vrouw
met schenkkan op een sokkel.
Pierre wist niet van welke Griekse god
zij ooit de dochter was, maar wel,
dat werkvolk haar geschonken had
aan de veertigjarige Eerste Nederlandsche
Fabriek van Nieuw-Zilverwerken.
Gerodorp, vier straten zilversmeden,
bruineerders, stempelmakers en graveurs
– verstreken tijd met verstreken levens.
De Zilver-Kamer poetst herinneringen op
aan deze Zilverstad: glanzend gewreven,
gevat in juwelierspleet, gehamerd tin,
zilver en verzilverd brons.
Wij stonden, maar bestonden niet
voor Rhea of voor Persephoné.
Pierre en ik, we stapten zonder groeten op
en fietsten terug naar onze eigen tijd,
waar het verstrijken nog volop gaande was.
Henjo Hekman
Stadsdichter Zeist
Halverwege mijn Stadsdichterschap werd mij gevraagd een gedicht te schrijven voor het afscheid van Pierre Rhoen. Hij was gemeentearchivaris, maar ging met pensioen. Door drukte ontglipte mij de tijd en er kwam dus geen gedicht. In de laatste periode van mijn Stadsdichterschap werd ik door diezelfde Pierre Rhoen benaderd om een gedicht te schrijven voor de Zilver-Kamer Zeist. Deze stichting is in 2005 opgericht door de broers Joop en Hans Steenbeek met het doel actief de herinnering aan de zilverindustrie in Zeist levend te houden. Bekende fabrieken klinken dan: van Kempen en Begeer, Gero, Sola. De Zilver-Kamer heeft een nog steeds groeiende collectie bestekken, koffie- en theepotten, kandelaars, schalen en memorablia. Pierre leidde mij met plezier langs een expositie in hotel Kerckebosch. Ik draag dit laatste stadsgedicht graag aan hem op, omdat hij - ook na zijn pensioen - nog altijd vol enthousiasme de inwoners van Zeist betrekt bij haar geschiedenis.
Volgende column: Ansichtkaarten van Zeist