1 september 2019
tekst en foto: Erwin Hagen
Afgelopen zomer waren wij met vakantie in Groot-Brittannië, of nauwkeuriger: Zuid-Engeland. Kamperen. Ik had al eens eerder gekampeerd in Zuid-Engeland. Dertig jaar geleden. En het is niet voor niets dat het zolang heeft geduurd, voordat ik mij weer ‘ns heb laten overhalen om iets te doen waarvan ik op voorhand al bedenkingen had. In mijn vervaagde herinnering heeft het tijdens mijn eerste kampeervakantie in Engeland continu geregend. De schaarse foto’s van die vakantie laten wel af en toe een zonnige lucht zien, maar er is vast een goede reden waarom er zo weinig foto’s van die vakantie zijn. Nauwelijks zon, veel bewolking en behoorlijk nat.
De afgelopen vakantie begon redelijk: bewolkte luchten met hier en daar een blauwe opening, en zowaar, bij vlagen een schijnende zon. In de laatste week van onze vakantie wisselden dagen van aanhoudende regen en dagen met een redelijk zonnetje zich af. Natuurlijk was de dag waarop wij onze tent moesten inruimen een stevig regenachtige dag.
Tijdens de vakantie vroeg ik mij af of het Engelse weer ook de toch bijzondere volksaard van de Britten heeft veroorzaakt. Er vielen mij namelijk tijdens de vakantie een aantal dingen op aan de Britten. Allereerst was men uitermate vriendelijk, voorkomend en toegankelijk in het contact. In het verkeer liet men elkaar en ook ons gemoedelijk voorgaan bij smalle weggetjes. Het wachten bij de kassa in de supermarkt was een aangename bezigheid, want er was altijd wel iemand die een onderhoudend praatje startte. In de openbare ruimte een-en-al vriendelijkheid.
Dat werd anders op de campings waar wij verbleven. Daar waar wij gewend zijn ons territorium rondom de tent niet af te perken, en letterlijk zichtbaar te zijn voor onze buitenwereld, plaatsen de Britten volop gazebo’s om zich af te sluiten van de buitenwereld. Eilandjes op een groot eiland.
Even een zijstap: het schijnt dat Nederlanders in de ogen van andere Europeanen bijzonder zijn, omdat wij onze gordijnen en rolluiken niet continu dicht houden. De hondenuitlater kan dus ’s avonds tijdens z’n rondje met z’n viervoeter gewoon bij elk huishouden naar binnen kijken in het privé-leven van de buurtbewoner. Gezellig.
Een gazebo (ik kende het woord niet en heb het dus moeten opzoeken) is een tuinhuisje of prieeltje. Of, in de ordinaire camping setting: een party-tent. De gazebo die ik tijdens onze vakantie tegenkwam, stond naast de tent of caravan en werd standaard ruim afgezet met windschermen. Het woord gazebo schijnt ontstaan te zijn uit het Engels ‘to gaze’, wat staren of kijken betekent. De toevoeging ‘bo’ stamt uit het Latijn en betekent zoiets als ‘ver’. Vanuit je gazebo zou je dus in de verte kunnen staren. Dat uitzicht werd op de camping echter weer ingeperkt door de ruim aanwezige windschermen. Dus in de regen droog onder de gazebo, het privé-leven veilig met schermen tegen de buitenwereld afgeschermd. Niet zo gezellig.
In de gesprekken met de Britten, bijvoorbeeld bij de afwastafels, ging het elke keer vrij snel over de Brexit. Wat wij Nederlanders, Europeanen daarvan vonden? Zeker erg blij dat die Britten eindelijk naar hun eiland ophoepelen? Als wij dat ontkenden ontstonden er soms bizarre gesprekken, waarbij de Britten niet zelden hun politici als ‘idiots’ bestempelden, maar uiteindelijk opbiechtten vóór de Brexit te hebben gestemd. En de gevolgen daarvan met vrees tegemoet zagen….
Gazebo. Gezellig.
Als je - al dan niet onder het genot van een forse pint Guinness - beide woorden een paar keer snel achter elkaar uitspreekt, dan gaan ze op elkaar lijken.
Ik hoop stiekem dat de Britten uiteindelijk toch bij Europa blijven horen. Gezellig in de buurt, meedoen. Droog onder de gazebo.
Volgende column: Het duurzame gebouw op busstation Zeist