1 juli 2019
tekst: Fred Penninga, foto: Henjo Hekman
Diezelfde avond nog tref ik de jongen
op het drukke plein bij de fontein
we gaan er weg en drinken wat
in een met zand bestrooid café
Ik wijs ter hoogte van mijn hart
en noem – bijna als vraag – mijn naam:
hij lacht en knikt, prikt in z’n shirt
– waarachter ik zijn licht gewelfde
donkerbruine borst en minuscule tepels ken –
roept, schor boven het café-geluid: ‘JOAO’
en vraagt me mijn adres
Terwijl ik zie hoe hij op het papiertje kijkt
besef ik dat daar zwart op wit een wereld van verschil
eenvoudig in een straatnaam en een nummer staan geschreven.
Hij onderstreept dat door in zulk aandoenlijk pogen
ook hardop uit te spreken wat er staat.
Niet eerder las ik zoveel afstand
– van een cafeetje ergens in Aveiro
tot aan een nieuwbouwflat te Zeist –
dan van die vreemd bewogen lippen
en nooit zou hij in staat zijn om te zeggen:
Nijenheim 46 - 17
Uit: Ver van Zeist, Powezeist 1991
Volgende column: Uit de weg jij
Gedicht van de maand
Wat leuk, zo'n best wel 'oud' gedicht opgenomen te zien in het Zeistermagazine! Blijkbaar tijdloos (en dat is mooi). Dank aan de redactie. . . en Henjo voor de foto! Fred Penninga.