1 februari 2018
tekst en foto: Laura Hoogstraten
Op de Zeister basisschool van mijn dochter werd een programma voor hoogbegaafde kinderen opgezet: de Regenbooggroep. Vanuit het perspectief dat kinderen die hoogbegaafd zijn de lesstof anders tot zich nemen kwamen er aparte lesmethoden en programma's die beter bij de leerstijl van deze kinderen passen. Dit is natuurlijk hartstikke mooi! Je wil immers graag dat de juf of meester voldoende aandacht heeft voor de behoeften van je kind. Best lastig, want de klassen zijn groot met 30 kinderen. Wanneer is er echt extra ondersteuning nodig? En als die dan nodig is, wie moet die dan regelen? En wie geeft die extra aandacht?
Mijn ervaring is dat we eerst graag een etiket plakken voordat er iets gedaan kan worden. Eerst doen we onderzoek: we gaan bekijken wie dat onderzoek moet doen. Daarna vragen we toestemming voor een onderzoek, je moet een indicatie hebben. Is de school niet de instantie om het onderzoek te doen? Dan organiseren we een gesprek met de volgende instantie die onderzoek kan doen, of die toestemming kan geven voor onderzoek. Zijn we na zo’n vier maanden bij de instantie die het onderzoek mag gaan doen, dan mag je als ouders talloze formulieren invullen en de school mag dat ook nog een keer doen. Na weer zes weken wordt er dan eindelijk onderzoek gedaan. De uitslag is: dyslexie. Niet verrassend, dat wisten we eigenlijk al. Daarna gaan we gewoon een standaardtraject in om het kind dat het etiket 'dyslexie' heeft gekregen op een andere manier taallessen te geven. Een andere methode waarmee mijn dochter wél leert lezen en schrijven. Simpel, omdat de stof nu zo wordt aangeboden dat haar hersenen het wel kunnen opslaan.
Is dit nu anders dan de Regenbooggroep voor hoogbegaafde kinderen? Eigenlijk niet toch? Als we al wisten wat er aan de hand was, waarom dan al die poespas? De extra ondersteuning had een jaar eerder kunnen starten, maar dat mocht niet! Er zijn veel meer kinderen niet goed in taal, waarom krijgen zij niet standaard die andere lesmethode?
Veel bureaucratie en etiketten, veel ouders zullen het herkennen. Zijn we doorgeslagen? Zijn we als ouders overdreven prestatiegericht? Of zijn scholen onvoldoende flexibel?
Niet alles hoeft door de leerkracht opgepakt te worden, een deel van de ondersteuning kan door een pedagogische geschoolde professional getraind worden. Iemand die een kind bijvoorbeeld wegwijs maakt in het plannen van werkzaamheden en taakjes, iemand die andere leerstrategieën gebruikt dan de vaste methoden, iemand die een kind tips geeft hoe hij opdrachten in stukjes kan hakken, iemand die de leerkracht leert wat het betekent om een zwakke auditieve verwerking te hebben. Korte interventies en snelle tips. Gewoon samen bekijken wat werkt en wat niet. Is daar nu écht een etiket voor nodig?
Etiket
Montessorischolen en Daltonscholen zijn goede kweekvijvers voor kinderen die zich op hun eigen tempo en eigen manier kunnen ontwikkelen. Daarbij moeten we als volwassenen wel alert blijven dat de binnen en buiten ruimten van de scholen optimaal zijn ingericht. Ik geef daarbij graag het PGGM gebouw in Zeist als voorbeeld. Zo'n ruim gebouw en riante buitentuin hebben kinderen ook nodig om zich te kunnen ontwikkelen, zonder anderen te storen in hun ontwikkelingsfasen.
Het boek van prof. dr. Pieter Duker, emeritus hoogleraar orthopedagogiek heeft een leerzaam boek geschreven . Heet: afscheid van autisme en ADHD. ISBN:9789082073201. Hoe verschillen tussen mensen psychiatrische ziekten zijn geworden.
Geeft inzicht welke gedragingen van kinderen ineens tot probleem gedragingen worden gezien door hulpverleners, leerkrachten en verzorgers.
Deze conclusies kun je mijn inziens abstraheren naar andere vormen van bijzondere gedragingen der kinderen.