Overslaan en naar de inhoud gaan

Onderzoeksrapport over Joods vastgoed in Zeist

27 april 2024

27 april 2024
tekst: Gemeente Zeist; foto: Mel Boas

Op woensdag 24 april is het onderzoeksrapport gepresenteerd over de omgang met Joods vastgoed door de gemeente Zeist tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het rapport werd in ontvangst genomen door burgemeester Joyce Langenacker, plaatsvervangend raadsvoorzitter Dick van Ginkel en politiechef Priscilla de Vries.

Medio 2022 heeft de gemeente Zeist opdracht gegeven voor onderzoek naar de omgang met Joods vastgoed tijdens en na de oorlogsjaren. De gemeente wil duidelijkheid scheppen over de rol van het toenmalig gemeentebestuur bij de ontrechting van Joodse inwoners. Daarnaast is het belangrijk om te weten hoe de gemeente Zeist is omgegaan met het rechtsherstel na de oorlog. Mede op basis van de uitkomsten kan vervolgens worden bekeken hoe hieraan erkenning en genoegdoening kan worden gegeven.

Zeist telde voor de oorlog op een bevolking van bijna 25.000 niet meer dan ongeveer 60 joodse inwoners. Naar verhouding heel weinig in vergelijking met steden als Utrecht of Amersfoort. In 1941 was het aantal opgelopen tot 284, voor een belangrijk deel door de komst van joodse Nederlanders uit de kustprovincies, uit Duitsland (vluchtelingen) en uit inrichtingen elders (overgeplaatste joodse patiënten). In 1941 werd de gemeente Zeist verplicht over te gaan tot registratie van alle joodse inwoners. Dat is ook gebeurd, waarbij opgemerkt moet worden dat burgemeester Willem Visser bij de bekendmaking van de registratieplicht ook de geldende strafbepalingen uitdrukkelijk vermeldde. Dat deed niet elke burgemeester. Al in november 1940 verplichtte de bezetter het ontslag van alle joodse ambtenaren. In Zeist betrof dat een onderwijzer aan een openbare school (ambtenaar) en een medewerker van de bibliotheek (via een subsidierelatie aan de gemeente verbonden). Na de oorlog hebben beiden rechtsherstel gekregen. Ze keerden ook beiden in hun oorspronkelijke functie terug. De onderwijzer kwam na enige tijd terug in dienst van de gemeente en de bibliotheekmedewerker vertrok naar Den Haag vanwege een aanstelling bij de Koninklijke Bibliotheek.

In de loop van 1941 en 1942 werden de joodse burgers stap voor stap verder ontrecht. Alle maatregelen die de gemeente moest nemen, zijn door de bezetter dwingend aan de gemeente opgelegd. Een deel van de maatregelen werd ook door de bezetterzelf uitgevoerd. De gemeentepolitie werd belast met de taak joodse inwoners te arresteren en er zorg voor te dragen dat hun huizen werden afgesloten. Inboedels werden op enkele locaties opgeslagen, waaronder het Slot Zeist, dat al ruim voor de oorlog eigendom van de gemeente Zeist was geworden. De roerende goederen zijn voor een belangrijk deel naar Duitsland afgevoerd. Via de gemeentepolitie was de gemeente hierbij betrokken en in een enkel geval ook zelf actief bij het leeghalen van de huizen, maar er zijn geen aanwijzingen dat de gemeente daarvan ook geprofiteerd heeft. Vanaf juli 1942 begonnen de deportaties van joodse inwoners van Zeist naar de concentratie- en vernietigingskampen. Voor zover ze er nog waren, werden alle joodse inwoners van de provincie Utrecht verplicht in april 1943 de provincie te hebben verlaten. Er waren na medio 1943 zeker nog joden in Zeist, maar alleen nog in de onderduik. Net als andere onderduikers moesten zij steeds vrezen verraden of ontdekt te worden bij huiszoekingen. Dat gebeurde ook regelmatig.

Er is de laatste 2 jaar de nodige aandacht geweest voor de eventuele rol van gemeenten bij de aankoop van joods vastgoed tijdens de Tweede Wereldoorlog, en bij het naoorlogse rechtsherstel. Het Centraal Joods Overleg heeft aan alle gemeenten in Nederland met een voormalige joodse gemeenschap gevraagd zo'n onderzoek te starten.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog is in Nederland joods vastgoed ontrecht en verkocht. De nazi’s hielden daarvan een administratie bij, de zogeheten Verkaufsbücher. Door een samenwerking van het Nationaal Archief en het Kadaster zijn data gekoppeld en online beschikbaar gekomen.

Ook in onze gemeente vond vordering en gedwongen verkoop van joods vastgoed plaats. In 1942-1943 blijken 15 woningen door de bezetter gevorderd en verkocht te zijn. Er is geen sprake geweest van het zoeken of verkrijgen van voordeel voor de gemeente uit de gedwongen verkoop en ontruiming van onroerend goed. Het rapport biedt echter wel een indringend beeld van de systematische wijze waarop de bezetter Joodse burgers hun rechten en bezittingen heeft ontnomen. Beroofd van alles zijn de meeste van hen gedeporteerd en ter dood gebracht. Het is pijnlijk om bijna tachtig jaar later te lezen dat de gemeente, gedwongen maar gehoorzaam, bij de uitvoering van de anti-Joodse maatregelen direct betrokken was.

De begeleidingscommissie, onder voorzitterschap van oud-directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau en Zeistenaar Paul Schnabel (op de foto naast burgemeester Langenacker), schrijft in haar aanbiedingsbrief bij het onderzoeksrapport: “De conclusie dat de gemeente Zeist op geen enkele manier betrokken is geweest bij de roof van onroerend goed van joodse inwoners van Zeist is misschien een opluchting, maar zeker geen reden voor een gevoel van trots. Los van wat individuele ambtenaren en politiemensen gedaan hebben om hun joodse medeburgers te helpen, blijft het bij alle begrip voor de zeer geringe mogelijkheden om verzet tegen vormen van ontrechting aan te tekenen, toch ongemakkelijk om te lezen hoe passief en lijdzaam de gemeente de verordeningen van de bezetter ten uitvoer bracht. Vanuit het heden gezien is het dan eens te meer pijnlijk te zien dat ook na de oorlog heel lang weinig begrip, mededogen en medelevenis getoond met de moord op zoveel medeburgers en met het lijden van hun nabestaanden. Burgemeester Visser was geen collaborateur en was na de oorlog nog enige tijd burgemeester van Zeist, maar hij wijdde nooit een woord aan het lot van de joodse inwoners, die tijdens zijn bewind zijn beroofd en weggevoerd”.

Het onderzoek is uitgevoerd door historisch onderzoeker Maarten-Jan Vos. Hij deed eerder vergelijkbaar onderzoek bij andere gemeenten. Het heeft geresulteerd in het onderzoeksrapport ''Vermoedelijk met achterlating van meubilair vertrokken'. Ontrechting en rechtsherstel van Joodse Zeistenaren en de betrokkenheid van de gemeente tijdens de Tweede Wereldoorlog'.
 

Bijdrage
Artikel

 


Meer over jodenvervolging:
Zeist herdenkt de holocaust

Meer over Zeister joden tijdens de oorlog:
Nu moet ze eten voor twee

Volgende bericht:
Vijf wethouders openen Regionaal Energiecentrum

 

Reactie toevoegen

Plain text

  • Geen HTML toegestaan.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.