7 juli 2024
tekst en foto’s: Léon Algra
Onlangs vond in het Torenlaan Theater in Zeist de vertoning plaats van ‘Moeder Suriname’, een documentairefilm van de schrijfster Tessa Leuwsha, gebaseerd op haar boek ‘Fansi’s stilte’ dat in 2015 is uitgekomen.
Klokslag 20:00 uur was het woord aan Roy Khemradi, die de film inleidde. De voetbalwedstrijd Nederland – Roemenië was net succesvol afgesloten met een 3-0 overwinning.
Een jaar geleden was het Koning Willem-Alexander geweest die excuses maakte voor het Transatlantische Slavernijverleden, hetgeen met name gericht was op de Nederlandse Antillen en Suriname. Op 1 juli vond de Keti Koti herdenking plaats en werd het jaar van de slavernij daarmee afgesloten.
Wat duidelijk wordt in de documentairefilm is dat de schrijfster op zoek gaat naar het verhaal van haar grootmoeder en haar ooms en tantes in de Surinaamse hoofdstad Paramaribo, op de grens met het buurland Brits-Guyana, in het verzorgingshuis Peppelrode in Eindhoven en in de Achterhoek.
De schrijfster
De schrijfster neemt ons mee in een zeer persoonlijk verhaal en in de geschiedenis van Suriname. De slavernij werd in 1863 afgeschaft, kort voor de geboorte van Fansi, maar toch speelde deze door in het leven van haar grootmoeder - een dochter van een Engelse zendelinge in Guyana en een zwarte man - en van haarzelf en haar 9 kinderen die zij later zelf opvoedde.
Het verhaal van Fansi
Door middel van archiefbeelden start in Nieuw Nickerie het verhaal van Fansi, die als huisslaafje opgroeide, nadat zij zelfs afgestaan is door haar witte moeder en zwarte vader indertijd. Ook zijzelf wordt als jonge moeder verlaten door haar man en verhuist vervolgens naar Paramaribo om ervoor te zorgen dat haar kinderen een betere toekomst krijgen.
De documentairefilm toont ons beelden waarin duidelijk wordt dat het leven van met name Surinaamse vrouwen onder de blanke overheersing erg hard was, het werken zwaar was, men leeft in ietwat armoedige woningen terwijl de witte Nederlanders ruim behuisd zijn, riant wonen en leven.
Tussendoor zien we de Surinaamse bevolking een en ander gelaten ervaren, maar weten zij door dans, zang en muziek en het veelvuldig naar de kerk gaan de eenheid te bewaren.
In de jaren dertig worden de omstandigheden slechter en zelfs met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog worden Surinamers via Amerikanen ingezet in de oorlog in Nederlands-Indië. Na de oorlog zijn het de Amerikanen die door bauxietwinning Suriname weer wat ruimte geven en onder invloed van onder andere Anton de Kom wordt het streven naar onafhankelijkheid groter.
Baas in eigen huis
“Baas in eigen huis” is een van de leuzen die in de straten van Paramaribo op een zeker moment zichtbaar worden. Echter werkelijk “Baas in eigen huis” wordt pas mogelijk in 1975, het jaar waarin Suriname onafhankelijk wordt. De Surinaamse vlag wordt gehesen.
Toch zijn het vele Surinamers die het land verlaten en met het KLM-vliegtuig vertrekken naar Nederland. Opvallend is dat veel Nederlanders het maar vreemd vinden dat zo veel Surinamers het land plotsklaps bevolken.
Dit voor een tweede maal, daar in de jaren vijftig Indische Nederlanders en Molukkers noodgedwongen terugkeerden naar Nederland vanuit het voormalige Nederlands-Indië.
De kinderen van Fansi zijn eveneens vertrokken naar Nederland. Zij blijft er alleen achter. Op latere leeftijd maakt ze zelf ook de oversteek naar Nederland, komt terecht in het verzorgingshuis Peppelrode in Eindhoven en ervaart dan hoe het is om niet langer meer in haar moederland Suriname te leven, maar in het kille Nederland waarmee Suriname toch wel een hele bijzondere binding heeft (gehad).
Het persoonlijke verhaal
Wat voor mij het waardevolle was van ‘Moeder Suriname’ is doordat je een persoonlijk verhaal volgt in de tijd van koloniale overheersing je getuige bent van een deel van onze geschiedenis. De schrijfster blikt terug op een tijd die steeds belangrijker wordt voor het ware verhaal van onze koloniale geschiedenis.
Ik voel me verwant met de schrijfster, want zèlf heb ik vanuit het persoonlijke verhaal van mijn vader, oud-KNIL militair en mijn peetoom, SVD-priester en vriend van Soekarno, in mijn boek “Vergeten verbinding. De Tweede Wereldoorlog in Zuid-Oost Azië”, een historische reis gemaakt vanaf de VOC-tijd tot en met heden.
En als inwoner van de gemeente Zeist word ik door “Moeder Suriname” bewust gemaakt van dat beide historische verhalen dus van betekenis zijn voor onze geschiedenis.
Meer over het herdenkingsjaar: Afsluiting herdenkingsjaar slavernijverleden |
Léon schreef eerder: Twee minuten stil |
Volgende column: Liefdeslessen |