1 juli 2016
tekst: Arend Postma, foto: Kees Linnenbank
Omdat Singapore nog vers in mijn geheugen ligt, zoek ik een brug naar Zeist. De beelden, geuren, hitte en het lawaai van de stadstaat zijn nog zo helder dat ik er meteen mee aan de slag kan.
Als ik voor mijn column op zoek naar een straat ga, denk ik: ‘Als ik geen overeenkomsten vind dan moeten het maar de verschillen worden’. De verschillen tussen Singapore en Zeist zijn groot en dan heb ik het niet over de temperatuur want die is onoverbrugbaar.
Afgezien van een paar parkeergarages is er in Zeist weinig van ondergrondse activiteit merkbaar. Dit in tegenstelling tot de metro (MRT) in Singapore. Dhoby Ghaut is een van de grootste metrostations van Singapore met zowel veel niveaus onder de grond als erboven. En dat wordt echt duidelijk als we ons naar de roltrappen begeven want dat is een hallucinerend spektakel. In onmetelijke dieptes en hoogtes zweven de roltrappen als zeepaardjes in een enorm aquarium. Bewegingloos staan tienduizenden reizigers te wachten tot ze de afstap bereiken om daarna een volgende roltrap te nemen – in Singapore zal het je niet lukken om in een doolhof de weg kwijt te raken want aan alles is gedacht.
Buiten gekomen staan wij ineens op Orchard Road. De naam komt mij heel bekend voor; het was een grote hit van Leo Sayer. Helaas gaat het niet over Orchard Road in Singapore maar over een verbroken relatie waarin een straat voorkomt die ook Orchard Road heet.
Meer dan driekwart van de ongeveer vijf miljoen inwoners van Singapore is Chinees en dat merk je aan wat er in winkels en op markten aangeboden wordt. Het carnivoren deel van mijn eigen voedingspalet in Nederland bestaat uit kipsaté, slavinken en een broodje rundertartaar. Bij hoge uitzondering ga ik mij te buiten aan een gehaktstaaf met extra mayonaise in een tankstation in de Noordoostpolder. Op het punt van eten gaan de Chinezen verder dan ik ooit zou durven want zij eten elk levend wezen dat hun pad kruist. Een cavia, duizendpoot, labrador of wurgslang het maakt ze niks uit. Daarmee komen we op de foodmarkets. Dit zijn grote overdekte hallen met heel veel kiosken in de midden. Hier worden allerlei bekende en onbekende gerechten voor omgerekend een tot twee euro verkocht. Mijn Chinees is niet zo geweldig maar de foto’s van de gerechten zijn duidelijk tot op zekere hoogte. Een vraag over het eten stellen is in verband met mogelijke misverstanden niet zo handig. Als ik de grote onschuldige ogen en de tandeloze mond zie van een oud vrouwtje dat witte rijst in een schaaltje schept weet ik het zeker. Omdat er per kiosk maar één gerecht verkocht wordt is communicatie met een paar vingers voldoende. Om de kiosken heen staan zover je kunt kijken tafels met stoelen. Ik ga zitten en stort mij op mijn favoriete menu: geroosterd varken, witte rijst, een schijfje komkommer voor de vitamines en een liter Tiger beer – het leven is een feest. Het vuile servies wordt daarna door gebochelde 90-plussers opgehaald die daarmee hun pensioen aanvullen – zij zijn de onmisbare organismen en raderen die elke economie draaiende houden.
Op de markt in Zeist is de Vietnamese loempia het meest exotische gerecht dat ik er ooit tegengekomen ben.