Overslaan en naar de inhoud gaan

“Wat goed dat je dat doet!”

9 juni 2024

9 juni 2024
tekst en foto: Iris Cassandra

“Wat goed dat je dat doet!” Dit is de standaardreactie als ik mensen vertel dat ik één dag in de week als juridisch vrijwilliger werk op een Asielzoekerscentrum (AZC) of Noodopvanglocatie in Zeist of Huis ter Heide. Ik weet nog steeds niet goed hoe ik moet reageren op die reactie. Want wat bedoelen mensen ermee?

- Is het een compliment? “Zo, ik vind het echt bijzonder van je dat je tijd hiervoor maakt”.

- Is het een verhuld advies om het gespreksonderwerp verder te laten rusten? “Goed dat jij dat doet, Iris, moet je lekker doen, als je dat belangrijk vindt, maar zullen we nu eten bestellen?

- Is het schaamte of jaloezie? “Ik zou dat ook best willen doen, maar ja…” of “Ik vind eigenlijk dat ik dat ook zou moeten doen, maar ja….

Sinds de laatste verkiezingsuitslag ben ik er ook rekening mee gaan houden dat mensen met deze reactie eigenlijk bedoelen: “Dat heeft toch totaal geen zin, joh. Nederland heeft veel te veel asielzoekers. We kunnen het gewoon niet meer aan”.

Met die laatste bedoeling kan ik niks. Omdat het namelijk niet gebaseerd is op feiten. Een gesprek aangaan over een mening van iemand die zich op onjuiste feiten baseert, is ingewikkeld. Eerst zul je het allebei eens moeten zijn over de vraag wat de juiste feiten zijn. Daarna volgen interpretatie en meningsvorming. Niet andersom. Maar hoe vertel je met respect iemand dat zijn of haar feiten niet kloppen? Mensen kunnen geïrriteerd raken als je wijst op een onjuistheid. Een gesprek verdwijnt dan al snel uit zicht.

En toch is dat wel wat we zouden moeten doen; contact leggen met elkaar, gesprekken voeren, de ander laten merken dat je luistert, dat je er bent. Dat je het misschien niet met hem of haar eens bent, maar dat dat niet betekent dat je er niet meer voor elkaar zou kunnen zijn.

Ik heb geregeld een AZC-bewoner slecht nieuws moeten brengen:

  • Nee, de IND heeft helaas nog steeds niet over uw gezinsherenigingsaanvraag besloten. Ook niet na de ingebrekestelling”.
  • “Voor een nieuwe asielaanvraag moet sprake zijn van een nieuw feit. Dat lijkt er niet te zijn”.
  • “Ik ben bang dat er geen uitstel meer kan worden ingediend in verband met uw vertrek”.

Dat viel en valt me zwaar. Ik herinner me nog de tranen van de Azerbeidzjaanse vrouw die met haar 6-jarige dochter – in Nederland geboren en getogen – uitgezet zou worden. Ik herinner me de angst van de Rwandese dame, die herstellende was van een zware operatie in het UMCU, en wellicht terug zou moeten naar haar geboorteland. En van recenter datum: de volstrekte wanhoop van de Palestijnse man – wiens nationaliteit maandenlang als ‘onbekend’ stond geregistreerd, waardoor hij niet kon werken – over het lot van zijn vrouw en kinderen die naar Rafah gevlucht waren.

Op die momenten had ik meer willen doen voor ze. Meer dan alleen mededelen hoe hun zaak ervoor stond. Ik voelde me tekortschieten. Vaak genoeg merkte ik echter aan hun reactie dat ik had geholpen. Door informatie te geven, door met ze mee te denken, maar hoofdzakelijk door er te zijn.
 

Bijdrage
Column

 


Iris schreef eerder:
Rijd voorzichtig

Meer over de opvang van vluchtelingen:
Bericht vanuit een opvanglocatie voor Oekraïners in Zeist

Volgende column:
Groepsdruk in het Wilhelminapark

 

Maria Hoefnagels (lezer)

Beste Iris, ja zeker goed dat je mensen bijstaat in hun moeilijke situatie maar erg frustrerend dat je geen politieke steun vindt. De mensen waar je het voor doet waarderen je zeker. Ik in ieder geval ook. Met jouw vrijwilligerswerk maak je onze wereld mooier en dat is veel waard!

12 juni 2024 Permalink

Reactie toevoegen

Plain text

  • Geen HTML toegestaan.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.