1 februari 2016
tekst: Arend Postma, foto: Kees Linnenbank
Het komt door de geschiedenis en de organische ontwikkeling en structuur van Zeist dat er een plek ontbreekt waar de werelden van Zeist met hun verschillende bewoners bij elkaar komen. Oftewel: er is geen plek die iedereen met iedereen verbindt. Ok, het Rond zou het kunnen zijn maar dat lukt op een of andere manier niet echt. Dat ligt hem niet aan de daar aanwezige horeca want die is zoals ze in Zeist hoort te zijn: een tikkeltje voornaam, een beetje afstandelijk en een aangename plek voor de beschouwende schrijver.
In zijn boek Een weekend in Oostende beschrijft Willem Brakman, onderaan bladzijde 61, in een passage hoe één van de hoofdpersonen op een mooie ochtend voor het raam van een duur restaurant in Zeist een bosbessenpunt eet. Het restaurant is beroemd om zijn bosbessenpunten. Het kijkt uit op een groot gebouw met een bijna geheel met klimop begroeide toren. Wie het weet mag het zeggen, maar ik denk dat het restaurant Figi was en het grote gebouw het gemeentehuis.
Met het rookverbod in de horeca heeft het terras in zijn algemeenheid een enorme impuls gekregen. Want de omhoog krinkelende rook van een gloeiende sigaret en het donkere bier onder de terrasverwarming maken een verblijf op het terras het hele jaar door aangenaam. En dan heb ik het nog niet eens over de gesprekken die daar uit voortkomen: solidariteit! - want iedereen zit in hetzelfde schuitje. Dat geldt ook voor mij en ik rook niet eens!
In het meest pessimistische scenario van de toekomst van het centrum van Zeist past een centrum zonder winkels. Hoe unheimisch en desolaat zal de aanblik van al die straten worden als ook de horeca en bijbehorende terrassen hierin meegesleurd worden? Elke wandelaar en voorbijganger wordt verdacht want heeft er niets anders te zoeken dan leegte en uitzichtloosheid.
De kaalslag die plaats zal vinden kan maar op één manier gestopt worden: restaurants, theaters, cafés en vooral veel uitnodigende terrassen. Optimisme en vrolijkheid met het klinken van glazen en gelach dat bij een goed gesprek hoort moet er opstijgen.
Hiermee kom ik op de functie en essentie van het terras. Want volgens mij is het na alle vormen van fiets-, auto- en wandelverkeer het meest gezichtsbepalend van de openbare ruimte in de stad. Het biedt iedereen de mogelijkheid om actief en passief aan het openbare leven deel te nemen door te zien en gezien te worden. Daardoor wordt en blijft het centrum en zijn omgeving vitaal, aantrekkelijk en veilig - en daar gaat het om.
Voor het terras geldt hetzelfde als voor in de kroeg. Als je daar tegen iemand zegt: ‘Jij zit hier ook altijd!’, en je wijst met jouw wijsvinger naar diegene, dan wijs je met de duim naar jezelf. Noem het zelfkennis maar vooral ook ‘Streetwise’ en voor je het weet ben je onderdeel van het meubilair.
Het is sowieso de plek waar ik graag kom. En dan heb ik het over het terras in het algemeen dat overal ter wereld te vinden is en eigenlijk overal hetzelfde. Het is een komen en gaan van zonnebrillen, een wachten op de ober, in de zon slaperig worden, dood bier en een bijzonder rendez-vous.
Terwijl ik op het terras van de Reünie zit denk ik: ‘er moet ergens in Zeist zo’n groot terras komen dat alle inwoners er een plek kunnen vinden om met elkaar het glas te heffen.’