Overslaan en naar de inhoud gaan

Met de hand op het hart

4 september 2020

4 september 2020
tekst: Henny Fokkema; foto: Pixabay

 

deze woorden werpen
niemand een vrucht in de mond niemand
een levende engel een vleugel
een hand toe

dit rusteloos seinen
dit langs elkaar heen bewegen
is minder dan strelen

terwijl we kunnen liefhebben
al zeggen we niets

al zeggen we niets

zoals water
woordeloos voortstromend zo
vloeien onze gebaren
buiten de taal

Hester Knibbe

 

In de laatste strofe van het gedicht lijkt het erop alsof onze taal en onze gebaren niets met elkaar te maken hebben, terwijl de dichter eerder schrijft dat we met gebaren kunnen liefhebben.

In het oud Middelnederlands betekent “baar” “onbedekt”. In ons woord “barrevoets”, dat op blote voeten betekent, komen we het woord “bar” nog tegen. Vanuit de ontstaansgeschiedenis van het woord bekeken, legt een gebaar iets bloot en is het puur.  Zo gezien ben ik het met de dichter eens dat gebaren gemakkelijker “vloeien”, los van taal kunnen bestaan en meer blootleggen dan woorden, omdat die vaak iets kunnen verbergen.

Toen ik hierbij bij stilstond, realiseerde ik me dat we in onze communicatie naast de taal zoveel gebaren gebruiken: met onze handen, met onze neus, met onze elleboog, met onze oogopslag en niet te vergeten met onze middelvinger. Bovendien worden taal en spraak nogal eens tegelijk uitgevoerd en dragen ze vaak dezelfde betekenis mee of ondersteunen ze elkaar.

Sinds de uitbraak van de corona-crisis kent bijna iedereen de doventolk Irma Sluis, die met haar gebaar voor “hamsteren” waarschuwde voor lege schappen wanneer we massaal pakken toiletpapier gingen inslaan. De doventolk naast de minister-president en het gebaar als erkend communicatiemiddel naast de gesproken taal.

Hoe jammer is het dan toch, dat onze minister-president deze gelegenheid niet heeft aangegrepen om stil te staan bij de grote betekenis van het gebaar in de onderlinge communicatie, maar ons allen lachend voordeed hoe in plaats van het begroetingsgebaar van handen schudden, we elkaar een ‘elbow pump’ moesten geven. De letterlijke vertaling ervan is ‘elleboog pomp’, maar de meest dichtbije associatie in het Nederlands is onontkoombaar ‘elleboogstoot’. Een voorgeschreven, agressief aandoende elleboogstoot als begroeting in dagen van de coronacrisis waarin we elkaar zo hard nodig hebben. Mij lijkt het een gemiste kans voor onze minister-president, juist in deze tijd.

Waarom attendeerde hij ons niet op het alternatieve begroetingsgebaar, zoals dat door veel moslims wordt gebruikt en juist ooit in het leven geroepen is omdat het infectiegevaar bij onderling contact zou voorkomen? Een begroetingsgebaar waarbij je je hand op je hart legt en knikt of een kleine buiging maakt naar de ander. Naast het feit dat dit gebaar meer elegantie uitstraalt dan een elleboogstoot, zou een nationale introductie van dit begroetingsgebaar uit andere culturen heel simpel en eenvoudig kunnen bijdragen aan meer integratie in onze multiculturele samenleving.

In het Nederlands kennen we verschillende uitdrukkingen in de taal die naar “het hart” verwijzen.

“Met je hand op je hart”, dat eerlijk en gemeend betekent. “Het hart op de tong dragen”, dat zoiets betekent als zeggen wat je denkt ongeacht of dat slim is of niet. Laten we met elkaar nu corona nog steeds niet is uit gewoekerd, “het hart niet in onze schoenen laten zinken”, maar het op de juiste plaats dragen. Een oud Nederlands gezegde “met onze hand over ons hart strijken” van stal halen, gebaar en taal laten “samenvloeien” en elkaar door middel van een simpel begroetingsgebaar tot zachtere gedachten proberen te stemmen.  

Hoe het zij, mijn begroetingsgebaar in tijden van corona en daarna is dus “met mijn hand op mijn hart”.

 

Volgende column: Zeist aan Zee?

 

Bijdrage
Column

Reactie toevoegen

Plain text

  • Geen HTML toegestaan.
  • Web- en e-mailadressen worden automatisch naar links omgezet.
  • Regels en alinea's worden automatisch gesplitst.