1 maart 2017
tekst: Koos Janssen, foto’s: Frits Stuurman
Preek van de leek door Koos Janssen, burgemeester van Zeist in de Doopsgezinde Kerk, zondag 19 februari 2017
Ik kom uit een gezin van 8 kinderen: 4 meisjes en 4 jongens. Ik ben nummer 5 in de rij.
Voor mijn ouders was het een druk leven. Met dat grote gezin en het eigen tuindersbedrijf in het Westland. Zelf heb ik het vooral als een fijn gezin ervaren. Toen én nu nog altijd.
Inmiddels zijn mijn ouders overleden. Maar mijn herinneringen aan hen zijn nog levendig.
Mijn moeder bijvoorbeeld, was de mildheid zelve. Als wij iets deden wat niet helemaal de bedoeling was, dan corrigeerde ze ons vriendelijk. Er kwam nooit ruzie over. En als wij onderling ruzie of gedoe hadden, dan wist zij ons altijd weer met elkaar te verbinden. Ze kwam nooit op oude zaken terug, haalde geen oude koeien uit de sloot en probeerde vanuit het goede altijd maar weer vooruit te komen. Dat was mijn moeder.
Mijn vader was een hardwerkende man. Met een groot verantwoordelijkheidsgevoel en sterke opvattingen over rechtvaardigheid. Naast de mildheid van mijn moeder viel zijn felheid des te meer op.
Hij kon soms opeens zo woedend worden! Toen ik ouder werd, ging ik mezelf afvragen waar die felheid toch vandaan kwam. Ik denk dat onmacht vaak de bron was. Hij had uitgesproken opvattingen, maar kon ze niet altijd zo snel formuleren als hij wilde. Vaak waren wij hem te snel af. Dat frustreerde hem. Net zoals het hem frustreerde wanneer hij als tuinder met onrecht te maken kreeg, terwijl een ander dat onrecht handig wegredeneerde.
Hoe verschillend mijn ouders ook waren, ze konden niet zonder elkaar. Ze waren gek op elkaar.
We hadden het goed thuis. Je kunt zeggen: Ik ben groot geworden in een omgeving waarin mildheid én felheid letterlijk hand in hand gingen.
Toen ik nadacht over deze preek, wist ik al snel dat ik het met u over vergeven en verzoenen wilde hebben. Omdat dat woorden zijn, die ingewikkeld zijn geworden in deze tijd. Waarin verschillen tussen mensen vooral worden uitvergroot. En we het conflict nogal eens opzoeken. Op straat, in onze scholen, op ons werk en zelfs in onze raadszalen en ons parlementsgebouw wordt er op elkaar gereageerd met de felheid van mijn vader. Maar waar is dan de mildheid van mijn moeder? Zonder die mildheid, raken we elkaar kwijt! Mijn moeder heeft zich nooit laten verleiden tot de felheid van mijn vader. Ze was ook nooit kwaad op hem. Want ze kende en begreep hem en hield van hem als geen ander. Ze liet zich niet afleiden door zijn woede, door de buitenkant. Ze blééf zoeken naar de verbinding.
Als ik me afvraag hoe dat voor haar moet zijn geweest, brengt mij dat bij het verhaal van de verloren zoon. De zoon, die jaren eerder zijn erfdeel had opgevraagd en daar in het buitenland goed van had geleefd, kwam bijna als een bedelaar terug. Hij schaamde zich zo voor zijn gedrag, dat hij zijn vader wilde vragen om hem als een bediende te behandelen. Maar de vader reageerde met een grote mildheid. Een bediende? Je bent mijn zoon! Je bent welkom in mijn huis. Hij vergaf zijn zoon onmiddellijk.
Als ik zie hoe het verhaal is geschreven, vermoed ik dat hij er later ook nooit op teruggekomen is.
Dat hij deze oude koe nooit meer uit de sloot heeft gehaald om zijn zoon alsnog van alles voor de voeten te gooien. Voor de teruggekeerde zoon is dit misschien nog het lastigst geweest: dat hij zich zonder verdere consequenties zo weer in de armen van zijn vader kon storten. Ik kan me goed voorstellen dat hij zich nog wel eens schuldig heeft gevoeld. En vreemd als het misschien klinkt: toch hoop ik dat niet. Want dat zou echte verzoening in de weg hebben gestaan.
Verzoening gaat immers nog een stap verder dan vergeven. De vader vergaf. Maar om zich met elkaar te verzoenen, moest de zoon over zijn schuldgevoel heen stappen. Want voor verzoening is gelijkwaardigheid nodig. Verzoenen werkt alleen als je het over en weer doet. Voor de zoon was het dus misschien nog harder werken dan voor de vader om zich vergeven te voelen.
Bij het vergeven en verzoenen tussen vader en zoon kunnen we ons waarschijnlijk nog veel voorstellen. Maar hoe zat dat tussen de beide broers? Tussen de brave zoon en de wegloper?
Zou de brave zoon zijn broer gemakkelijk hebben kunnen vergeven? Of zou hij daar allemaal voorwaarden aan hebben gesteld? Zou hij hebben gezegd:
- Voordat ik je vergeef, moet je eerst maar toegeven dat je fout hebt gehandeld. En je berouw tonen.
- En als je dat hebt gedaan, moet je ook eerst maar vertellen wat je hiervan hebt geleerd.
- En beloven dat het nooit weer gebeurt.
- En het echt ook nooit meer doen!
- En misschien wèl boete doen.
Berouw, boetedoening, bekering, beterschap. Het zou zomaar kunnen dat de brave broer dit van de wegloper eiste. En daar zien wij de redelijkheid nog wel van in. Maar is dat dan wat vergeven is?
Eisen stellen aan een ander? De ander hard laten werken? Of vraagt vergeven juist van ons dat we bij onszelf te rade gaan? Want als dit vergeven is, zal er nooit echt sprake van verzoenen kunnen zijn.
De ene broer blijft dan immers altijd afhankelijk van de goedheid van de andere. Van gelijkwaardigheid is geen sprake. Degene voor wie vergeven iets is waar de ander maar aan moet werken, die zal nooit aan verzoenen toekomen.
Dat is wat ik bedoel met ‘vergeven en verzoenen zijn werkwoorden. En een hele opgave.’ Vergeven is niet iets wat je in een handomdraai doet. Vergeven gaat over jezelf. Je moet zelf aan de slag. Je moet zelf iets oplossen. In plaats van eisen aan een ander te stellen. In het vertrouwen dat ook de ander hard aan vergeving wil werken.
Dat is de uitdaging waar wij iedere dag voor staan. In een tijd waarin er veel felheid en woede is, veel irritatie, is het hard werken om in verbinding te blijven met de mensen om ons heen. Deze tijd vraagt van ons dat we mildheid tegenover felheid kunnen plaatsen. Kunnen wij dat? Brengen wij dat op? Breng ik dat op? Brengt u dat op? En niet één keer, maar als het nodig is 70 maal 7 keer, zoals in Matteüs 18 staat.
Jezus vertelt het verhaal van de verloren zoon als vergelijking. Hij wilde ons er iets duidelijk mee maken. Namelijk hoe belangrijk het is om te vergeven en te verzoenen. Omdat niet vergeven een doodlopende weg is. Omdat we elkaar dan kwijt raken. En onze samenleving op losse schroeven komt te staan.
Moeten we dan alles maar vergeven? Nee, ook daar geeft de bijbel ons houvast: er zijn grenzen aan de vergeving. Maar pas nadat we alles uit de kast hebben gehaald. 70 maal 7 keer. Mag je dan nergens boos over worden? Natuurlijk. En teleurgesteld ook. Woedend zelfs. Maar wanneer we daarin blijven hangen, komen we niet verder. Ondanks de felheid van mijn vader herinner ik mij hem niet vooral als een boze man. De mildheid van mijn moeder maakte dat er balans was waardoor hij zelf ook weer verder kon.
Laten we naast de felheid in onszelf, ook onze mildheid de ruimte geven. Het opent de weg naar mildheid bij de ander. Het is zoals het gebed dat we straks met elkaar gaan bidden, zegt: “En vergeef ons onze schulden, zoals ook wij onze schuldenaars vergeven.”
Vergeven is vechten tegen je gevoel van boosheid en misschien wel wraak. Vergeven is dat je de ander het goede toewenst, ondanks dat hij je misschien onrecht heeft aangedaan. Vergeven is eerst zelf aan zet zijn.
Dat is verdraaid hard werken. Daar mogen we best wat hulp bij vragen. Van elkaar en van God. Want uiteindelijk is al die moeite het meer dan waard,. Vergeven en verzoenen: ze zijn de weg naar echte, duurzame vrede.
Vergeven en verzoenen
Mooi!