1 september 2017
tekst en foto: Ruud Vermaase
Braaf biecht ik mijn wekelijkse eetgewoonten op bij een diëtiste die ik één keer gratis mag consulteren om mijn gewicht, cholesterol en alle andere denkbare kwalijke zaken onder controle te houden. ‘’Op vrijdag lunch ik altijd samen met een collega een broodje kroket met mayonaise’’, eerlijker kan ik mijn monoloog niet beëindigen. Tot nu toe heeft ze alles zwijgzaam genoteerd en niet gelachen om mijn grapjes tussendoor.
“Niets vergeten?”, vraagt ze, waarbij ik enige achterdocht bespeur. Ik doe alsof ik de film van een week eten en drinken nog een keer afspeel in mijn hoofd en schudt als een zwarte piet mijn hoofd. ‘’Wat ik mis in uw voedselpatroon is fruit.” Dat bevestig ik, ik eet nooit fruit. En steek meteen van wal over een van mijn opa’s wijze lessen die vertelde dat in het Jappenkamp al die gezondheidsfreaks er als eerste onderdoor gingen. Die misten hun gezonde voeding. ‘’Ik niet’’, knipoogde hij en gaf mij nog een stukje spekkoek. Ik was pakweg vier jaar en hoe gelijk had hij! Op mijn werk gaan collega’s altijd ineens sinaasappels persen, mandarijnen pellen en appels met schil eten. Want ze voelen dat ze wat onder de leden hebben en, ja hoor, een paar dagen later staat het op de mail: ‘’ziek’’.
Ik ben nooit ziek. Nooit. Op het moment dat ik dit schrijf klop ik het af op de grote eikenhouten tafel waar mijn laptop op ligt. Die dagen dat mij ziek meld, hebben altijd een mechanische oorzaak: achillespeesruptuur, vinger gebroken, meniscusoperatie, gescheurde enkelbanden, sleutelbeenbreuk, dat soort additionele wissewasjes omdat sporten, zeker ook op latere leeftijd gezond is.
Aanleiding voor dit verhaaltje is eigenlijk een gesprekje dat ik laatst voerde over kokindjes ‘’Berentepels’’, leerde diezelfde opa mij toen wij die stiekem gingen eten uit een glazen pot. Hij drukte de berentepel met zijn wijsvinger langzaam door zijn lippen en rolde met zijn ogen. En daarna bij mij. Lekker! Ik begreep zijn grap trouwens niet op die leeftijd. Pas veel later realiserend hoe lollig hij altijd was. Tegenwoordig citeer ik hem trouwens opvallend vaak. ‘’Een oude Indische wijsheid’’, voeg ik er dan mystiek aan toe.
Terug naar de kokindjes. Een vrouw vertelde mij dat zij die altijd zo verschrikkelijk lekker vond. Bij de drogist kan ze er niet vanaf blijven en eet ze er altijd een paar uit het bakje dat zo uitnodigend op de toonbank staat.
“Getverdemme’’, roep ik onbedoeld hard en belerend. Ze schrikt zich rot en kijkt mij verongelijkt aan, maar halverwege mijn toelichting geeft ze mij al gelijk. “Bij de drogist nota bene. Waar louter van die oude kwakkelende bejaarden komen, die zitten dus allemaal met hun broze handjes in dat bakje op zoek naar de zachte schuimpjes. Kwijlende kinderen die van hun moeder zelf een snoepje uit dat bakje mogen kiezen.” Ik dacht dat iedereen dat wel wist trouwens.
Weerbaarheid opbouwen is goed, maar er zijn grenzen. Dit is overigens geen citaat van mijn opa, maar van zijn kleinzoon.