1 januari 2016
tekst: Ruud Vermaase
Toen ik uit een la van mijn kledingkast een oranje hoofdband pakte, wist ik niet dat ik daarmee mijn in het slob geraakte carrière een enorme wending ging geven. Ik was op zoek naar een masker omdat ze op mijn werk hadden bedacht dat een Bal Masqué wel leuk was als thema voor het eindfeest. Het was een oude oranje bandana, vermoedelijk ooit gekregen tijdens een hockeytoernooi. Niemand zou het erg vinden als ik er twee gaten in knip. Zo gezegd zo gedaan, meer wilde ik mij niet uitsloven voor een bedrijfsfeest. Dat komt niet serieus over.
Door een onverwachte deadline ben ik vrij laat op het feest. Voor ik de zaal in ga, knoop ik snel de oranje bandana om mijn hoofd en schuif hem voor mijn ogen. De eerste aanblik zet mij op het verkeerde been, verrassend veel mensen hebben zich enorm uitgesloofd. Het lijkt wel Venetië. Voor het zelfvertrouwen neem ik snel twee biertjes aan de bar. Ook omdat mijn zicht uitermate beperkt blijkt te zijn, de twee gaten heb ik veel te grof gekipt waardoor ik maar met één oog kan kijken en dan nog met een oranje waas eromheen. Daarbovenop heb ik mijn bril niet op. Met mijn rug hangend tegen de bar zoek ik met dit beperkte zicht wanhopig naar bekenden. Volledig uitgedoste collega’s die ik vaag ken, of helemaal niet, kijken mij laatdunkend aan. Underdressed! Dat is altijd beter dan overdressed, maar zo voelt het niet momenteel.
Tot overmaat van ramp is het de directeur die mij als eerste aanklampt. Letterlijk aanklampt! Het is een jonge vent van midden dertig, hij slaat mij overdreven op de schouder en juicht mij toe.” Ruud! Geweldige outfit!” Zelf heeft hij een correcte smoking aan, gewone zwarte strik (geen uitbundige) en heeft een eenvoudig zwart masker voor zijn ogen.
Even denk ik dat hij dronken is, zo uitbundig bekijkt hij mij. “Ninja Turtles! Wat een geweldige vondst Ruud. Ik wist dat je met iets speciaals zou komen. Zo creatief.” “Ninja Turtles?”, stamel ik verbaasd. Natuurlijk ken ik die tekenfilmfiguurtjes. Mijn zoon keek er wel eens naar. Als ze het naspeelden, deden ze hun jas achterstevoren aan.
“Je bent Michelangelo. Oh Ruud, dat was mijn favoriete Ninja Turtle.” Hij kijkt mij nog eens goed aan, met mijn bijziende kwart oog kijk ik terug en bedwing mijzelf om het masker niet af te doen.
Ik leg hem uit dat ik een willekeurige oranje lap heb gepakt en daar twee gaten in heb geknipt. Geen moment daarbij denkend aan die favoriete kinderserie van hem. Maar hij wil van niets weten. “Dat is niet waar Ruud! Het is echt precies zoals de echte!” Hij sleept mij mee naar een pasfotohok dat de organisatie heeft geregeld. Samen gaan we op de foto. Ongeduldig staat hij bij de machine te wachten tot de serie van 4 foto’s uit de gleuf valt. Tevreden stopt hij ze in zijn binnenzak, klinkt zijn halfvolle glas rode wijn tegen mijn inmiddels lege bierglas. “Het allerbeste Ruud! Prettige dagen en wij zien elkaar volgend jaar.”
Beduusd sta ik even later weer aan de bar en heb mijn oranje masker op mijn voorhoofd geschoven, inmiddels drinken collega’s een biertje met mij mee. Niets vertel ik ze over het voorval. Niets. Tactiek!
De hele Kerstvakantie ga ik mij verdiepen in de Ninja Turtles om zo te kunnen scoren. Vanaf nu zal ik nooit meer beginnen over The Thunderbirds, het WK van 74 of de Varkensbaai crisis. Ik ga mij verdiepen in de jeugdherinneringen van midden dertigers. De weg naar hogerop ligt open!